woensdag 29 december 2010

Vuurwerk = uurwerk

Geloof me: vuurwerk is het leukste als je een jongen van 14 bent.

Hoe ik dit weet? Beste mensen, uw Heer van Stand is niet minder dan ervaringsdeskundige. Toen hij nog een jong heertje van stand was bejubelde hij de laatste dagen van de mooie maand december louter en alleen omwille van het vuurwerk. Wat is aantrekkelijker dan een verboden vrucht? Ik knalde er lekker op los, als ik de kans kreeg. Dat was niet altijd overal zomaar even het geval. Rond die leeftijd ben ik samen met mijn jeugdvriend namelijk een keer op heterdaad betrapt door een tweetal agenten die ons na het opmaken van een proces verbaal zelfs fouilleerden teneinde het bewijsmateriaal in handen te krijgen. We stonden te shaken van de spanning, weet ik nog. Eerst vanwege het afsteken van ons vuurwerk en even later nog veel meer vanwege het heterdaadje. Onze ouders hebben pas veel later gehoord van dit onfortuinlijke voorval, waarbij wij werden beroofd van onze aardse schatten. Het was een hele eh...  klap voor ons, toen. En het was natuurlijk niet noodzakelijkerwijs de bedoeling dat we ook thuis zouden worden geverbaliseerd. Al hebben we van de Lange Arm der Wet nooit meer iets gehoord. Die wouten zullen eerder hebben gegniffeld over onze puberzenuwen. Toch zou ons schuldige geweten pas maanden later helemaal zijn gesust. Je wist maar nooit, niet?

Tegen de tijd dat ik 16 was, was de vuurwerkmanie al weer over. Ik vond het, samen met het aanhangen van een voetbalclub en het spelen met treintjes en autootjes, nogal kinderachtig geworden. Als alternatief, linksradicaal en pseudo-intellectueel wezen deed je dat soort dingen toch eigenlijk niet (meer). Dus.
Niet heel veel later kreeg ik zelfs een uitgesproken hekel aan dat domme vuurwerk. Het was nergens goed voor, gaf alleen een hoop herrie en een hoop troep en kostte ook nog klauwen (vol geld dat beter kon worden besteed). Ik werd ook bang voor dat idiote gedoe. Het liefst breng ik daarom de laatste dag van het jaar (waarnaar ik N.B. ben vernoemd!) binnen door.
Naast bang word ik zelfs agressief van die harde knallen. Je moet het allemaal maar normaal vinden dat jan en allepuber bij je in de buurt zich als een idioot mag gedragen en een aanslag op je toch al tanende gehoor mag doen.
In feite ben juist ik het die een kort lontje gekregen. Dat maakt mij licht ontvlambaar en een waar gevaar op de weg. Het is dus maar beter dat ik de deur niet uitga. Voor u en voor mij.

Overigens is mijn stelling dat vuurwerk tot je 16de nog leuk is ook door onze oudste zoon bevestigd. Hij is namelijk net 16 geworden en wilde out of the blue wel een deal met ons sluiten. Als hij voor tweehonderd euro (!) iets militairs mocht kopen (geen mini-tank maar soldatenkledij van vóór de Wijde Wereld Oorlog) zou hij dit jaar het vuurwerk geheel overslaan. Wij wisten even niet of we nu dankbaar of onthutst moesten zijn en lieten de keus aan hem. Zoon koos eieren voor zijn geld. Gouden eieren als het aan hem ligt, want de collector's items die hij nu koopt zijn over tig jaar natuurlijk goud waard. Dat begrijpt eh... een kind.

Tja, vuurwerk mag dan uurwerk zijn en de bijbehorende angst en agressie dientengevolge ook van tijdelijke aard, een verzamelaarswoede duurt een leven lang...



 

zaterdag 25 december 2010

Kerst 2010




Met kerst blijkt:

de liefde kan wel van één kant komen....

vrijdag 24 december 2010

Over kerstbomen en erfzonde


"Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten."

Ik ben nogal van de principiële. Vooral bij de godsdienst luistert het soms griezelig nauw in mijn geweten. Zoiets loopt dan met Kerst natuurlijk gierend uit de hand. Als trouwe lezer van dit blog begrijpt u al van een afstand dat ik als stijle Gereformeerde onmogelijk vóór de kerstboom kan zijn. Ook al wil ik liever niet zozeer als Gereformeerde bekend staan, maar zo'n stempel weekt nooit helemaal los. En met dat stempel komen allerhande voor- en (vooral!) afkeuren mee waar je als bestempelde eigenlijk niets meer aan kunt doen. Het is gewoon je reinste erfzonde, meneertje/mevrouwtje. Het zit er in en het komt er nooit meer uit. Zo walg ik van nature van carnaval, heb ik van huis uit de nodige scepsis over Lourdes en zit er in mijn Gereformeerde genen gebakken dat ik nooit eens echt lekker uit de band spring. De oudste zoon uit de bekende Bijbelse gelijkenis die zo afgunstig was op zijn jongere broer moet haast wel een Gereformeerde avant le lettre zijn geweest.

Maar die kerstboom, die zogenaamde dennenboom (het zijn altijd sparren) komt er bij mij mooi niet in. Want wat vieren we nu eigenlijk op 25 december? Het verlichte bomenfeest soms? Het Germaanse zonnewendemysterie dan? Driewerf neen! Nou, daarom dus.
Onze jongens hebben zodoende hun levenlang nog nooit een boom opgezet. Hoe mijn overspelige gezinsleden het ook probeerden, ik bleef subiet weigeren om zo'n prikkelig geval aan te schaffen. Alleen daarom al. Al moet ik toegeven dat ik als kind zelf maar al te blij was met de kerstboom die mijn vader indertijd in huis haalde. Met echte kaarsjes toen nog, want electriciteit was nog niet uitgevonden toen uw Heer van Stand jong was. Maar men moet de fouten van de voorvaderen niet herhalen, daar komt voorwaar allerlei narigheid van. Dat horen wij tenminste vaak als wij op zondagmorgen weer netjes Gereformeerd zitten te wezen.

Zou het daarom zijn dat deze strakke Bijbeltekst de 'favoriete' is van onze Luuk? Schrijnende onrechtvaardigheid lijkt er vanuit te gaan. En aan zelfbeklag heeft die jongen nooit te kort gehad. Dus dan komt zo'n tekst eigenlijk best mooi uit.
Kan hij het helpen dat hij geboren is als vrucht van de lendenen van zijn overprincipiële vader? Nooit eens een feestje, nooit eens lol. Die jongen is de zoon van de Zwarte Zwadderneel zelve.

Zo loop ik de kans dat mijn jongste zoon zich van de weeromstuit zal gaan ontwikkelen en uitgroeien tot een heuse Wammes Waggel. Zo zal deze jongen ooit gaan 'boeten' voor de schuld van zijn vader. Maar stiekem, heel stiekem, zou ik dat eigenlijk héél enigjes vinden.

maandag 20 december 2010

Dooi en dooier


Afgelopen zondag vergeleek onze dominee onze koude, witte wereld met die van Narnia.
De sneeuw om ons heen was weliswaar betoverend mooi en gaf onze leefomgeving een romantische gloed, maar we moesten niet vergeten, zo stelde hij, dat dit land ook daadwerkelijk betoverd was door de vijand en we dientengevolge dienden te verlangen naar de Grote Dooi.

Hoewel we niet met elkaar getrouwd zijn is onze dominee helemaal mijn man. Zo eens ben ik het met hem. Narnia is mooi, maar dan wel vanachter glas. Binnen is het gezellig, warm en veilig, terwijl buiten het gevaar loert. Koning Winter strooit met botbreuken, blikschade en builen alsof het niets kost (wat bepaald niet zo is). En zijn trawanten Gladheid, Valpartij en Botsing wachten op elke hoek om ons genadeloos onderuit te halen. Al begreep ik van onze herder en leraar wel dat we niet geroepen waren om achter het glas te blijven zitten, maar veeleer als een zoutend zout de weg op moesten gaan, om maar in stijl te blijven.

Ondertussen tracht ik met de moed der wanhoop het stoepje voor ons huis schoon te vegen. Het zijn de kleine dingen die het doen. Maar ik strijd niet alleen want ik bevind me in het goede gezelschap van een flinke schep, een kloeke bezem en een zakje zout met toegevoegd jodium, al twijfel ik of dat laatste extra helpt tegen al deze overmacht. Het is wit tegen wit, zou je kunnen zeggen. Maar het ene wit is sterker dan het andere. Dat dan weer wel.

U ziet: ook een pantoffelheld als ik verlang hevig en daadwerkelijk naar de Grote Dooi. En terwijl ik heftig te keer ga en op de vierkante meter dapper mijn mannetje sta, bedenk ik dat ik zelf eigenlijk een soort Kleine Dooier ben. Een soort Calimero in eh... de dop. En dat terwijl ik toch al geruime tijd het eiwit achter me heb gelaten.

vrijdag 17 december 2010

Stelende of schenkende kerstman?

Allereerst een recent krantenartikeltje, weggestopt op pagina 13 maar toch:


Eigenlijk ben ik het gloeiend met deze oud-bisschop eens. Maar er is toch een soort kentering ontstaan bij uw Heer van Stand. Dat heeft alles te maken met een (noodlottig?) voorval van eind vorig jaar. Ik heb er toen gelijk een column over geschreven die ik nu op het wereldwijde web gooi. Doe er uw eh... voordeel mee.

De Kerstman in Albert Heijn

Albert Heijn,19 december 2009 - 14.17 uur. Ik parkeer mijn karretje bij kassa vier en zet voorzichtig de zes levensmiddelen, die ik even daarvoor ijlings uit de schappen plukte, op de lopende band. Op twee ervan prijken 35% kortingstickers, want van columns schrijven word ik niet vet. Uit mijn rechter ooghoek zie ik een kerstkabouter (die door menigeen steevast abusievelijk als kerstman wordt aangeduid) aan komen lopen. Ho, ho, ho, wil ik zeggen, maar ik besef me nog net op tijd dat ik me dan zou bezondigen aan zijn beperkte vocabulaire. Gewoon negeren dan maar - ik verman mij en ik richt me tot de caissière. De bolle buik komt echter mijn kant op en ik vermoed dat hij even achter mij langs om onbekende redenen de winkel in wil. Nu wil het geval dat ik van huis uit natuurlijk enorm haatdragend ben tegenover zo’n geïncarneerd reclamebord van alles wat maar enigszins fout is rond 25 december. En dat is veel. Denk aan materialisme, egocentrisme, heidense zonnewendevieringen en niet te vergeten Coca Cola: ooit de bedenker van dit vadsige consumptie-icoon.
Toch wint dit keer mijn goede inborst. Ja, echt. In plaat van hem pootje te lichten, maak ik me klaar om deze nepklaas hoffelijk achter mij langs te laten gaan, maar tot mijn verbazing gaat hij pontificaal naast me staan en trekt doodleuk een creditcard door het pinapparaat. Ik begrijp over het algemeen al vrij weinig, dus laat staan dit. Dat wordt er niet beter op als de muts orakelt: ‘Je gelooft je ogen zeker niet, hè?’ Een understatement: ik ben in opperste verwarring. Wordt me hier een poets gebakken? En zo ja, welke houding moet ik aannemen: woede, irritatie, afkeer? Of - geheel in stijl - goedgemutstheid in dit geval dan maar? Ik besluit een neutrale houding aan te nemen en wend me opnieuw tot het wettige gezag in dezen: de caissière. ‘Ik begrijp niet wat er hier gebeurt’, spreek ik naar waarheid. ‘Er is zojuist voor u betaald meneer. Dit is een actie van de winkeliersvereniging,’ helpt de kassajuf deze oude sukkel weer op weg. Nu weet ik al helemaal niet meer waar ik moet kijken. Hoogste tijd dus om iets doms te zeggen. ‘Ik geloof eigenlijk niet in kabouters’, blaat ik laaghartig in een poging om niet al te meegaand over te komen. In mijn ziel vecht Scrooge een ongelijke strijd tegen mijn principiële inborst. De vrek wint. Ik pers er nog een ‘nou, bedankt’ uit en verdwijn gauw naar huis.
Daar aangekomen word ik weer wat vromer en besef het volgende: Onverwacht, onverdiend en zonder tegenprestatie te eisen heeft de Kerstman voor mij betaald. Deze ouwe Scrooge werd alles zomaar kwijtgescholden. En zo ontving ik voor het eerst in mijn leven waarachtig een zalige AH-erlebnis...

woensdag 15 december 2010

Calvijn en Mr. Bean

Het was Calvijn die ooit heeft gezegd: "Ik heb te weinig tijd om korte preken te maken."

Het is uw Heer van Stand die binnenkort zijn kerkenraad zal voorstellen hun predikant meer tijd te gunnen om zijn preken voor te bereiden.


Ik mag een Boon zijn als ze mijn voorstel zullen aannemen.


zondag 5 december 2010

Zalige zelfzuchtigheid

Doordenker:

Iedereen zegt telkens: 'Het is zaliger te geven dan te ontvangen.'

Maar waarom heb ik dan nog niks gehad?

zondag 28 november 2010

Rail away

Soms tovert mijn afstandbediening het EO-programma Rail Away tevoorschijn terwijl ik rustig zappend op zoek ben naar wat verstrooiing op de buis. Altijd blijf ik dan even hangen en voel ik onmiddellijk een enorme rust over mij komen. Ik vroeg me af hoe dat zo kwam. Welnu, ik heb gemerkt dat het antwoord zit in de combinatie van een aantal factoren.

Neem nu alleen al de beelden die, geheel in tegenstelling tot bij vele andere programma's, gespeend blijven van ADHD veroorzakende beeldwisselingen en stressverhogende trucjes zoals versneld in- en uitzoomen, roterende beelden etc. etc.

Wat we hier krijgen voorgeschoteld zijn overzichtelijke shots van veelal ouderwetse stoomtreinen of anderszins afwijkende modellen, die door een golvend landschap glijden, daarbij glooiende heuvels passeren, pittoresque stationnetjes aandoen en gezellige reizigers vervoeren die steevast worden begeleid door vriendelijke conducteurs en wakkere stationschefs. Daarbij zien we beelden van waakzame machinisten geassisteerd door noeste stokers die telkens zorgen voor voldoende kolen op het vuur zodat de hele zaak in beweging blijft.

Voeg daarbij de rustgevende stem van de voice over die onze oren geduldig en op aangename wijze uitlegt wat onze ogen zien. Daarvoor is geen opgewonden standje ingehuurd maar een innemende persoon met een sonore stem en pastorale kwaliteiten geselecteerd, die ons in mooie volzinnen laat delen in de schoonheid van een overzichtelijke wereld. Een wereld waarin de problemen, die eigenlijk nooit aangeroerd worden, geruststellend ver van het spoor af liggen. Een wereld zonder economische en ecologische crises, zonder barbaarse uitzettingen, zonder raciale discriminatie, zonder pedofiele geestelijken, rokkenjagende minister-presidenten, draaikonterige VVD'ers en jokkende PVV'ers.

Een aangeharkte wereld. Verder uitvergroot door het gebruik van gedragen muziek, veroorzaakt door een milde hoeveelheid verstilde violen in combinatie met een rustieke hoorn dan wel een enkele zalvende piano. Een wereld zoals we die graag zouden willen zien en - voor zover die ooit zou hebben bestaan - graag zouden willen conserveren. Een ingeblikte wereld waarin alles goed is, waarin alles op rolletjes gaat. Een wereld die spoort. Rail away zou dienovereenkomstig ook 'sail away' ja zelfs 'dream away' hebben kunnen heten. Dit heerlijk ingedutte programma zou niet hebben misstaan op de kijklijst van omroep Max. Zo mak is het. Rail Away grossiert in rust en kalmte en brengt ons, zonder dat we dat eigenlijk goed en wel doorhebben, daarmee in een licht opgewekte stemming. Het is een tranquillizer voor de ziel, ja niets minder dan een verdekt opgestelde en aangeklede drug. Een getemde wolf in schaapskleren. Zal ik meteen maar de complete dvdbox voor Sinterklaas vragen?

donderdag 25 november 2010

In memoriam Willem Barnard


Afgelopen zondag is dichter/schrijver/theoloog Willem Barnard overleden.
Barnard (niet op z´n Frans uitspreken graag!) was een opmerkelijke man. Hij begon als predikant in de Hervormde kerk en stond in die functie in 1975 in het dorpje Rozendaal. Daar heb ik hem regelmatig zien en horen (s)preken. Juist in de periode dat ik het even helemaal gehad had met ´de kerk´, net los van mijn wilde Children of God avontuur en op zoek naar de Waarheid. Die waarheid was, zo meende ik, natuurlijk niet te vinden in de aangepaste, middleclasskerk voor het klootjesvolk, dat braaf de preek aanhoorde, tijdens de koffie erna eventueel nog wat stichtelijks zou zeggen (wat meestal neerkwam op het geven kritiek op punten of juist het benoemen van de correcte prediking van de voorganger die precies in het eigen straatje paste) en vervolgens weer tot de orde van de dag overging. Mijn eigen gemeente lag inmiddels mijlenver achter me, had ik besloten. (Want) er moest iets meer zijn. Omdat de wat oudere (ex-)vriendin van mijn broer ook die kant op kerkte, ging ik maar eens een tijdje mee naar Rozendaal vanuit onze toenmalige woonplaats Arnhem. Ik moet zeggen dat de wijze van prediken me niet bijster aansprak. Daar was Barnard toch te veel een intellectueel en een woordenman voor en ik te veel een radicaal, provocateur en een would be actievoerder die het liefst een snelle revolutie in de kerk zag plaatsvinden. Of was ik toch gewoon op zoek naar liefde?

Pas veel later heb ik het werk van de goede man leren waarderen. Toen ik zelf inmiddels ruimschoots bij het klootjesvolk was gaan horen. Alhoewel? Ik kan nog steeds warm raken van een uitspraak als deze:

"Bij de meerderheid is de waarheid niet. Nooit."

Als ik hem dat als 18-jarige had horen zeggen was ie gelijk mijn man geweest natuurlijk. Want dat de meerderheid van de samenleving en de kerk keuzes maakte die voor mijn idee volkomen haaks stonden op het radicale evangelie van Jezus was me wel duidelijk.

Veel later heb ik de ware liefde voor de taal ontdekt. In mijn jonge jaren was taal toch vooral middel om iets leuks te melden of iets radicaals. Als die twee polen dan samengingen was het helemaal bal. Daarom vond ik Freek de Jonge natuurlijk ook zo leuk. En kan ik ook genieten van het woordenspel van Rikkert Zuiderveld.

Maar als er één eigenschap afwezig was bij Barnard dan was het wel radicaliteit. Ook al was de waarheid nooit bij de meerderheid te vinden, er bleef altijd een mildheid rondom hem hangen die hem sierde. Daar zou ik nog wat van hebben kunnen leren. Nu moet dat dan maar via zijn boeken van welke ik er gelukkig al wel een aantal in de kast heb staan. Vooral als ik weer eens iets mag schrijven over het evangelie wil ik nog wel eens zo'n boek uit de kast trekken. Wat ik dan steevast lees is een mengeling van poëzie, filosofie, bespiegelingen, woordspelingen, gedachtes en duidingen. Nooit polemisch, zeurderig, zuur of actievoerderig. Wel nederig en doordacht en weloverwogen. Had ik maar wat meer van hem...

Wat ook zo mooi is, is dat Barnard een schakel is geworden tussen het wat engere protestantse geloof en het ruimere roomse geloof. Van Nederlands Hervormd tot Oud-Katholiek (de Roomse kerk was hem denk ik te star) van welke beiden hij lidmaat bleef. Van Barnard komt ook de uitspraak: 'Orthodox, of niks.' Mijn idee. Godsdienst is niet vrijblijvend. Nooit. Nog een: 'De menselijke maat is niet bepalend.' Opnieuw: mijn idee. Ook ontdekte deze ouwe protestant dat liturgie bevrijdend werkt. Ook dat heb ik zelf inmiddels aan den lijve moge ervaren. Het woord van God werd hem via de ouwel letterlijk in de mond gelegd. Daarin schuilt een grote wijsheid die verder niet met woorden valt uit te leggen. Wie oren heeft, hore.

Tot slot. Je zou kunnen stellen dat Willem Barnard het levende bewijs was dat de wijsheid met de jaren komt. Negentig is hij geworden. Kun je nagaan hoe wijs hij inmiddels was.

Moge hij nu rusten in de vrede en de wijsheid die alle intellect te boven gaat...

zondag 21 november 2010

En groet elkaar met een heilige kus

Na de Schriftlezing uit 1 Thessalonicenzen 5 vervolgden we vanmorgen de kerkdienst met een lied en een gebed, maar daarna kwam het allerlaatste vers van dit hoofdstuk alsnog op de beamer tevoorschijn. Blijkbaar had de predikant dit met opzet 'vergeten' zodat hij ons alsnog kon wijzen op dit oude gebruik in de kerk. Enigszins besmuikt en ondeugend opperde hij de mogelijkheid om elkaar ter plekke te gaan zoenen, maar hij begreep gelukkig ook dat hij leidsman en herder was van stevige en stijle Nederlandse Gereformeerden die, door de kerkbank genomen, niet zo gauw hun naaste broeder of zuster om de hals vallen.
Maar een groet en een wens tot een goede dienst dat moest toch mogelijk zijn. Daartoe riep hij dan ook op en vervolgens gingen wij, brave en gehoorzame  kuddedieren, over tot de uitvoering van dit heilige bevel vanaf de kansel, hetwelk met enige fantasie ook zou kunnen worden aangeduid als zijnde 'van hogerhand' .

Ik heb inmiddels een enorme hekel gekregen aan een dergelijk verzoek. Ik begrijp dat onze predikant graag ziet dat de saamhorigheid in de gemeente van tijd tot tijd 'een smoel' krijgt en dat dit de snelste manier is om daar uiting aan te geven, maar toch.
Ik vind het tamelijk merkwaardig dat ik mijn naaste kerkgangers een kwartier na aanvang van de dienst alsnog een goede dienst moet wensen. Moet wensen ja. Want als ik pontificaal met mijn armen over elkaar zou blijven zitten zou dit hoogstwaarschijnlijk worden beloond met het stempel 'ijskonijn'.
Meestal groet ik vlak voordat ik ga zitten mijn naaste buur met een zacht 'goedemorgen', hetwelk me passend genoeg lijkt. Als ik hem of haar op dat moment de hand zou schudden en hem op luidere toon een goede en gezegende dienst zou toewensen, heb ik zomaar een heel ander stempel te pakken: 'fanaticus' of wellicht 'dweper'. De mores in de Gereformeerde kerken van Nederland is nu eenmaal dat we onze emoties in toom houden. Niet dat ik daarmee zit overigens, want ik ga niet naar de kerk om mijn emoties de vrije loop te laten, maar om mijn hart en ziel te richten op God. Dat daarin mijn lichaam ook mee mag komen is evident, maar dat hoeft nog niet te betekenen dat ik op afroep mijn naaste broeders en zusters eens uitgebreid van harte welkom moet gaan heten, terwijl de dienst allang begonnen is.

Ik vermoed dat mijn Gereformeerde herder iets wil laten doorklinken van de aloude vredegroet, die reeds in de vroege kerk onderdeel was van de liturgie. In Nederland is deze groet voornamelijk bekend in de Roomse kerk waar in elke eucharistie plaats is ingeruimd om elkaar de vrede van Christus toe te wensen.

Kijk, dat is andere koek. Geen goed bedoelde, maar nogal slap overkomende en op de mens zelf gerichte wens van een fijne of desnoods gezegende dienst, maar alleen de vrede van Christus die wordt gedeeld en gewenst. Uiteindelijk een verschil van dag en nacht. En ook een verschil tussen een in de liturgie ingebed vast onderdeel van een dienst die via altaar en communie gericht is op God (als het goed is) en een die voornamelijk gericht is op de mens in de kerkbank die elke zondag opnieuw, middels een lange preek, moet worden opgewekt tot een vermeerderd geloof en/of een portie troost en bemoediging.

Even had ik vanmorgen de neiging om naar de preekstoel te lopen en mijn herder en leraar ter plekke een stevige kus op de wang te drukken. Want ik blijf een protestant.
Maar ik bedacht me net op tijd welk stempel dit zou kunnen gaan opleveren en bleef gedwee zitten. Mijn buurman vóór mij kreeg nog wel een slap handje van me. Blijkbaar ben ik toch meer aangepast, meegaand en katholiek dan protestgezind. Gelukkig heb ik dan nog wel een zowel katholiek als protestant weblog waarop ik hierbij weer een, zeg nu zelf, orthodoxe aberratie tot stand heb gebracht.

Weest gegroet!

donderdag 18 november 2010

Een week niet geblogd is ...

een week niet geleefd?

Nou, dat dacht ik niet.

Maar voordat u zich zorgen gaat maken: ik leef nog.
En met mijn bril gaat het goed: die wordt namelijk amper gebruikt (....).
Tja, als tv-bril is ie handig, maar verder moet ik niets van dat rotding hebben. Zo, dat is eruit.
Geef mij maar een gewone leesbril voor achter de computer, in een boek, Tussen de Rails en onder de hoogtezon. Ware het niet dat Tussen de Rails allang niet meer wordt uitgegeven door de NS en wij hier thuis geen hoogtezon hebben. Meer een laagtezon, vrees ik. Maar dat is weer een ander probleem...

Maar over dat bloggen. Ik merkte dat ik zelf een soort dwang had opgebouwd om elke week toch al gauw twee à drie keer te moeten scoren met een 't liefst humoristisch of kritisch blogbericht. Waarschijnlijk omdat ik dat aan mijn miljoenenpubliek verplicht was. En dat laatste geeft al aan wat een rare neurotische gedachte zich van mij meester dreigde te maken.
Voeg daaraan toe dat ik van verschillende kanten vernam dat moderne media als Facebook, Hyves, Blogger, Twitter en Kwetter je leven nodeloos op zijn kop gaan zetten als je niet uitkijkt. En verder dat deze media je inderdaad als een kip zonder kop kunnen laten rennen, zonder dat daar enige noodzaak voor is.

Ik bedoel: wie mij nodig heeft, komt maar eens gezellig langs, nietwaar? Er gaat nog steeds helemaal niets boven een (goed) gesprek van mens tot mens. Gewoon op de vierkante meter. Daar waar je elkaar eens recht in de ogen kunt kijken en - indien nodig - eens een arm om iemands schouder kan leggen, een zoen op iemands wang kan drukken of een pilsje voor hem of haar kan kopen. Dan ben je pas echt iemands naaste. Ja, ook zoals Jezus het zelf heeft bedoeld.

Lang geleden dacht ik de wereld te moeten redden, en meende ik dat mijn naaste vooral in Angola, Vietnam of Chili woonde. Maar dat bleek ijdele hoop. Mijn naaste woonde eh.... naast mij, zo bleek op een goede dag. Dat te ontdekken was een schokkende ervaring. En het maakte mijn leven ook een stuk lastiger. Maar wel beter.

Hierbij verklaar ik daarom plechtig dat ik alleen weer eens wat blog als ik daar zelf de behoefte toe voel. Nou ja, na dit stukje dan, want dat was een soort verontschuldiging en daarmee toch weer een soort dwangblogje.

Ontbloggen, wordt dat vanaf nu een nieuw woord?

dinsdag 9 november 2010

Zwartkijken door een roze bril

Ik heb een bril. Nee, wacht even, ik had al dertien jaar een bril. Maar dat was een leesbril en nu heb ik een permanente bril gekregen. Nee, wacht opnieuw, dat permanente was weliswaar de bedoeling, maar dat weiger ik permanent, eh... pertinent.

Mij was namelijk bij de aanschaf beloofd dat mijn zicht er stukken op vooruit zou gaan, maar dat blijkt bepaald eh... Anders te zijn. Of mag ik gewoon Hans zeggen? Toegegeven, het zicht in de verte is er wel beter op geworden. Vooral 's avonds voor de buis pluk ik de vruchten van een verbeterd zicht (wist u dat Sasha de Boer donkerbruine ogen heeft?) dat zich comfortabel heeft weten te nestelen naast mijn sublieme inzicht en zich zodoende helemaal thuisvoelt. Ahum.

Maar als ik een tekst lees (en dat doe ik erg veel en vaak) lijkt het wel of de tovenaar van Oz aan het werkt gaat. Omdat ik een variafocusbril heb moeten nemen, kan ik nu uitsluitend via de onderkant van de glazen en dan alleen precies in het midden daarvan een tekst leesbaar krijgen. Maar dan alleen als ik precies in het midden van de tekstregel kijk. Grlmfm! Als ik met mijn ogen ook maar even links of rechts afwijk wordt de hele handel weer zo vaag als wat.

Ik moet constant mijn hoofd laten meebewegen met de tekstregel anders zie ik geen moer. Dus als u denkt dat ik weer eens iets afkeur door mijn hoofd te schudden, ben ik waarschijnlijk gewoon iets aan het lezen. En als ik dat al hoofdschuddend doe gaat de vorm van het papier meebewegen. Griezelig bijna, nee eng gewoon. Verder moet ik, als ik ga lezen, mijn hoofd niet meer enigszins naar beneden wenden, maar juist naar boven omdat ik anders door het verafgedeelte kijk en dichtbij niets meer zie. Daar word ik bijna letterlijk HOOGmoedig van als ik aan het lezen sla en ook dat is (excusez le mot) geen gezicht.

Het schijnt allemaal te moeten wennen hoor ik, maar ik wil helemaal niet wennen. Ik wil goed zicht!

Alle teksten die ik lees, boeken, tijdschriften, kranten, internet en noem maar op hebben te brede regels voor mijn uiterst beperkte 'variafocuszicht'. Maar er is één uitzondering. De Bijbel heeft, op een paar van haar zesenzestig boeken na, heerlijk smalle kolommen. Die kan ik tenminste lezen. Het heeft allemaal zo moeten zijn natuurlijk. Want hierdoor zal ik waarschijnlijk in no time zijn veranderd in een Schriftgeleerde pur sang. Een Schriftgeleerde met louter bijbelse zicht en inzicht en daarbij tevens een variafocus op de wereld! Veel vromer kan een mens niet worden...

zaterdag 6 november 2010

Toy Story (the final)

Deze weken giert opnieuw een rage door Albert Heijn. De poppetjes van Toy Story 3 tetteren je ogen al tegemoet zodra je zelfs maar in de buurt van deze winkel komt.
De vorige hebbedingetjes (smurfen, wuppies, welpies en noem ze allemaal maar op) liggen hier thuis in d'een of and're stoffige hoek van de jongenskamers boven. Er wordt niet meer naar omgekeken, maar o wee als er weer wat nieuws te snaaien valt vanaf de kassa. Dan moet moeder- (of in ons geval meestal vader-) lief weer zorgen dat ie erbij komt. Maar deze vader heeft een nieuw adagium:

JUST SAY NO!

Het moet namelijk maar eens afgelopen zijn met het overbodig rondpompen van plastic! Het is driewerf slecht. Slecht voor de schepping, slecht omdat het een van de zeven hoofdzonden (de Avaritia ofwel hebzucht) aanwakkert en slecht voor de bloeddruk van menig onnozele winkelverlater ("Meneer, mevrouw, mevrouw, meneer, heeft u nog toys voor mij?!?! Jawel, die hebt u wel, ik zag dat u er een kreeg! Ah, toe mevrouw?! Of erger: Geef op, man!!!")

Ik zal eens een andere toy story vertellen. Als veel klanten deze troep gaan weigeren in ontvangst te nemen, is het snel gedaan met deze zinloze en megalomane plastic parade. Dan weten ze in Zaandam (of zitten ze allang in 'Zuidoost'?) genoeg. Misschien krijgen ze dan zelfs wel de geest en bedenken ze iets geheel anders, iets unieks. Iets wat nog geen mens eerder heeft bedacht of verzonnen. Iets wat zal inslaan als een bom en door de concurrenten ook ijlings zal worden nagebootst, als AH er niet snel patent op aanvraagt. Het is even revolutionair als kinderlijk eenvoudig: gewoon extra korting aan de kassa bij elke vijftien euro aan gekochte producten.

Nadat het peperdure reclamebureau dat alle eerdere plastic rages bedacht aan de dijk is gezet, kan die korting er immers ruimschoots vanaf.

donderdag 4 november 2010

Van geen vreemde

Wie op het wereldwijde web zijn zoon belachelijk maakt (en tot overmaat van slechtheid dat ook nog eens regelmatig in het christelijkste opvoedblad van Nederland doet) moet zelf ook maar eens met de billen bloot.

Niet alleen valt mijn oogappeltje opvallend dicht bij de boom, zodat ik al die keren eigenlijk over mijn eigen tekortkomingen schrijf - waarvan hij door een bevlekte ontvangenis van diverse foute genen, het onwillig slachtoffer is - ook weet uw bloggende Heer van Stand zichzelf bij tijd en wijle geheel op eigen kracht onsterfelijk belachelijk te maken.

Neem nu dit:

Een weekje geleden ging het hier in de huiskamer over ons beltegoed. Omdat wij weliswaar sinds een jaartje of wat een mobiele telefoon in huis hebben maar die zelden gebruiken, kopen we louter prepaid-aanbiedingen. Omdat er een mooie aanbieding liep ('kijk, daar loopt een aanbieding') wilde ik wel eens weten hoeveel tegoed er nog op dat ding stond.
Omdat ik niet blond ben, pakte ik kordaat de telefoon en toetste, hardop de juiste code verkondigend, * 100 # in. Maar Purperpol begon te lachen en in mijn zelfverzekerdheid kwam de eerste barst.

"Wat nou? Het is toch: sterretje - honderd - hekje?" reageerde ik verontwaardigd en drukte de code voor de zekerheid maar even weg.

Purperpol lachte harder.

"Waarom lach je nou? Wat doe ik dan fout?" Mijn zelfverzekerdheid lag inmiddels in stukken. Ik had die code toch goed onthouden? Dat wist ik wel bijna zeker.

Geen groter vermaak dan leedvermaak: Purperpols gelach was inmiddels onbedaarlijk geworden.
Toen viel het kwartje. Wat ik in mijn hand had was niet ons mobieltje maar onze gewone telefoon.

Morgen ga ik mijzelf laten blonderen.




dinsdag 2 november 2010

Dodenherkenning

We leven in de octaaf van Allerheiligen, die in Nederland beter bekend is als Allerzielen en een algemene aandacht voor de doden genereert. Soms wil het toeval dat ook net in deze tijd een Bekende Nederlander overlijdt.

Eergisteren zag onze Luuk gezeten achter de laptop een nieuwsberichtje dat zijn ouders wellicht zou kunnen interesseren. Daarom las hij het maar even voor:

"Harry Muesli is dood."


zondag 31 oktober 2010

Mijn eigen eenzame weg

Ach, de gevoelens van een tere heer.
Nauwelijks bekomen van zijn zondagmiddagwandeling door de wijk kruipt hij weer achter zijn tekstverwerker om u deelgenoot te maken van zijn warme gevoelsleven en zijn innerlijke drang tot schoonheid, rechtvaardigheid en een zuivere geest.

Met zijn rondgang door aangrenzende straten en lanen toonde hij zijn innige verbondenheid met de natuur, welke laatste zich uitte in prachtige herfstkleuren in de parkachtige omgeving waardoor zijn wandeltocht zich voltrok. Daarbij stilletjes genietend van de steeds wisselende architectuur van de huizen in dezelfde villawijk waarin deze najaarspracht zich tentoonspreidde. Rust, reinheid en regelmaat was het wat de klok sloeg in elk Huisje Weltevree en Casa Nostra dat hij passeerde en de heer van stand zag dat het goed was.

Hoe stuitend was het daarom toen plotsklaps een rode 'sport'auto met open dak de bocht om kwam razen en met hartverscheurend geronk zijn innerlijke pais en vree grofstoffelijk uiteen eh... reet. De dekselse jongen achter het stuur keek me op brutale wijze aan en gaf nog wat meer gas. Precies datzelfde gas was het ook dat mij nog geruime tijd nadat hij zich met zijn affreuze aanblik aan mijn zicht had onttrokken omgaf. Vanwege een bij deze rustieke zondagmiddag passende windstilte moest ik nog minuten lang de giffen inhaleren die zijn opgevoerde vehikel uitstiet. Hoe vreselijk was dit alles!
Dankzij mijn hoogstaande moraal en dito levensmotto deed ik echter niets anders dan slechts in gedachten een bescheiden verwensing uitspreken over 's mans blikken voiture. Een heer van stand strijdt immers niet tegen bloedig vlees maar tegen de giftige dampen in de lucht.

Hierna vervolgde ik, heel stilletjes, mijn Eigen Eenzame Weg...

Modern times


Afgelopen week waren alle gezinsleden hier op een avond weer eens uiterst individueel bezig. Twee van ons zaten ieder achter een individuele laptop, een derde zat met een individuele koptelefoon televisie te kijken en ikzelf was met een individueel snoer verbonden aan een elektrisch apparaat. Het enige wat mij onderscheidde van mijn gezin was dat ik niet naar een beeldscherm tuurde, maar via mijn dure headphone naar mijn eigen allerindividueelste muziek luisterde, en dat beviel prima.

Eigenlijk hadden we het allemaal best naar ons zin, maar ik bedacht dat we wel heel egocentrisch en in onszelf gekeerd bezig waren. Ieder consumeerde zijn ding en leefde zodoende op zijn eigen eiland. Dat was vast niet goed. De samenleving toonde al zo weinig samenhang en verbondenheid en als je als superhecht, oerknus en waanzinnig christelijk gezin dan ook al onbehoorlijk together apart leefde zo midden op de avond dan had je toch ergens een boot gemist.

Weemoedig dacht ik terug aan de tijd dat (naast de lamp) de radio het enige elektrische apparaat in menig huiskamer was. Eenmaal daar aangekomen ging het verder in mijn gedachten terug, terug naar de heerlijk rustgevende plaatjes uit oude kinder- en schoolboeken. Droomt u even mee:

Papa fume un pipe en leest de krant, moeder zit met haar breiwerkje bij de kachel, Jet speelt met haar pop en Wim bouwt uit zijn Meccanodoos.

Maar nauwelijks had ik mijzelf dit heerlijke plaatje voor ogen geschetst toen de onthutsende waarheid tot me doordrong. Ook deze vier imaginaire jarenvijftigmensen leefden volkomen langs elkaar heen! Ieder was ook hier immers bezig met zijn/haar eigen individuele avondbesteding?

Volkomen gerustgesteld dat het vroeger allemaal geen zier beter was dan nu, dreef ik weer weg met mijn muziek. En ik bedacht: wordt het niet eens tijd voor een pijp?

donderdag 28 oktober 2010

Erger dan Wilders


"Pap? Wil je nog wel eens een keer naar Luxemburg op vakantie?"

"Nee."

"...."

Luuk onthoudt slecht. Vorig jaar had ik al aangegeven dat ik eigenlijk nooit meer op vakantie naar het buitenland wil. En dus ook niet naar Luxemburg, nee. Dat ik daarmee nog erger ben dan Geert Wilders neem ik maaar even op de koop toe. Geert heeft alleen maar een hekel aan sommige buitenlanders. Een kleine jongen vergeleken bij mij: ik moet van geen enkel buitenland meer iets hebben.

Hoezo dat?

Hou ik soms niet van fraaie landschappen,  prachtige bergen, warme streken, interessante mensen, buitenlandse gerechten, verre stranden en exotische culturen?

Ja, maar nee.

Ik vind het buitenland op zich wel leuk, mooi en boeiend, maar waar ik sinds een tijdje enorm tegenop ben gaan zien zijn de ellenlange reizen, die dan natuurlijk al gauw per auto moeten worden afgelegd (zonde van de tijd en doodvermoeiend) en daarnaast de taalbarrière. Voel ik me in de vaderlandse taal als een vis in het water, zodra ik over de (taal-)grens stap verander ik als bij toverslag in een onzekere, xenofobe analfabeet. Vreselijk vind ik het als ik niet gewoon uit mijn woorden kan komen op een buitenlands terrasje of bij het aanspreken van de campingbaas in zijn moerstaal. Dan blijf ik nog liever gewoon bij huis en haard. Nederland is toch ook mooi? En Vlaanderen is toch ook 'buitenland'? Zat Hollandse plekjes die nog niet zijn ontdekt door alle hordes die wel zonodig de Borroborduur of de Niagaruagaritische watervallen (zelfs die buitenlandse námen zijn al te moeilijk voor me) met eigen ogen hebben moeten zien en er tot overmaat van ramp ook nog wat volslagen overbodige foto's van menen te moeten maken.

Wat een geluk is het dan dat ik de tijdgeest helemaal mee heb in de vorm van het uiterst hippe milieubeschermen. Of nee, dat moet tegenwoordig klimaatneutraliseren heten, geloof ik.
Dure vliegreizen zijn daarbij sowieso uit den boze, maar ook een daglange autorit naar het zuiden valt tegenwoordig natuurlijk niet meer te verkopen aan je sociale netwerk. Toch? Nou dan. Nee, ik blijf mooi in Nederland, ook in 2011. Puur uit menslievendheid natuurlijk, dat begrijpt het oplettende lezertje nu wel. Al zij hierbij gezegd dat ik zelf dus ook een mens ben, en ik allereerst natuurlijk ook mijzelf dien lief te hebben...

Gewoon in je eigen land blijven mensen, da's overal goed voor.
Het is niet duur, het is goed voor het behoud van de schepping en de Neerlandse economie in het algemeen en het is nog beter voor de lichamelijke conditie en communicatieve vaardigheden van uw Heer van Stand in het bijzonder.

O ja, en mijn humeur.Vraag maar eens aan mijn zonen hoe belangrijk het is om juist nu dat goed te houden!

En als u nu nog niet bent overtuigd, als laatste dit:

Waarom wordt het land waarin ik ben geboren 'vaderland' genoemd? Ik, zelf vader zijnde, weet het antwoord wel. Een vaderland is het land waar vaders in dienen te verblijven en blijven en blijven en...

Erger dan Wilders ja. Ik zei het toch?

maandag 25 oktober 2010

Bomen over het bos

Bij ons zondagmiddagboswandelingetje, waarbij Purperpol en ik zo ongeveer als enigen als alibi geen hond voor nodig bleken te hebben, ontdekten we dat bij het begin van het bos, pal naast de autoparkeerplaats, enige tientallen gezonde bomen waren gekapt.
Meteen schoot het krantenartikeltje dat daarover eerder deze week in het plaatselijke sufferdje berichtte me weer te binnen. Omdat er veel natuurgenieters met de auto naar het bos rijden bleek de huidige parkeerplaats te klein geworden en daarom moesten deze bomen het ontgelden.

Ik vroeg me af wanneer die file dan precies ontstond, want we liepen midden op de zondag, toch het drukste tijdstip voor dit soort zaken, het bos weer uit en telden niet meer dan een auto of tien op een parkeerplaats die daarmee voor de helft was gevuld. Maar goed, het zal dus ergens wel nodig zijn. Al kan ik me ook goed voorstellen dat de wethouder die deze geasfalteerde beslissing heeft genomen even door de bomen het bos niet meer zag.

zaterdag 23 oktober 2010

Van de vorige eeuw

Hoe vaak ik bovenstaande uitdrukking tegenkom weet ik niet, maar sinds een jaar of wat moet er, als er geschreven of gesproken wordt over een decennium van de twintigste eeuw, blijkbaar bij worden vermeld dat het over die bewuste eeuw gaat. Zoals in:

"In de vroege jaren zeventig van de vorige eeuw was oranje dé modekleur."

"De wederopbouw werd in strak tempo ingezet in de jaren vijftig van de vorige eeuw."

"De jaren tachtig van de vorige eeuw brachten Nederland een ongekende werkeloosheid."

Maar het is toch duidelijk dat het in al deze gevallen gáát om de vorige eeuw? Dat hoef je er dan toch niet speciaal bij te vermelden? Laat in de drie bovenstaande voorbeelden die rare toevoeging weg en iedere volwassen Nederlander weet nog steeds ruimschoots waar het over gaat.

Me dunkt, als het zou gaan om bijvoorbeeld de Franse Revolutie is het in veel gevallen wijs om erbij te vermelden dat het in dat geval gaat om de jaren tachtig van de achttiende eeuw. Hoewel we dat eigenlijk ook gewoon allemaal op school hebben moeten leren. En wanneer we eens gezellig komen te keuvelen over pakweg de kinderjaren van Vincent van Gogh is het ook raadzaam te vermelden dat die zich afspeelden in de jaren vijftig van de negentiende (of voorvorige) eeuw. Maar verder?

Of is het soms dat ik zelf al een tandje ouder word en het niet zo goed meer kan hebben dat alles en iedereen ouder dan tien jaar wordt weggezet als van een vorig leven? Een vorig decennium, een voorbije eeuw, een afgedankt millenium? Ja, als je het zo bekijkt ben ik al stok- en stokoud. Ik ben namelijk uit de jaren vijftig van het vorige millenium. Alleen wélke jaren vijftig dat zijn verklap ik hier nu niet. Soms moet je niet al te precies willen zijn...


woensdag 20 oktober 2010

COLUMN 14: BUIKPIJN


Tijdje geleden last gehad van mijn darmen. Gewoon niet normaal meer. Ik kon als thuisblijvende vader niet eens meer de ochtendboterham voor de jongens klaarmaken maar stortte als een blok neer op de bank. Hun beginnend ochtendruzietje stopte zelfs direct door wat ik hun opdroeg. Hun boterham zelf smeren? Ongehoord. Dat hun zich een slag in het rondte werkende moeder na haar werk bijna elke avond voor pampus op de bank ligt is voor hen een fait accompli, maar dat nu hun vader ziek was, was iets nieuws. Ik was helemaal niet ziek. Ik was alleen maar hondsberoerd. Er was iets met m’n darmen dat niet over ging.
Ik taaide af naar de wc, kwam daar weer vanaf en bedekte opnieuw de gehele bank met mijn vege lijf. Het werd niet beter. Het werd te gek voor woorden. Terug maar weer naar nummer honderd. Aldaar: diarree. En pijn. Hele erge pijn. Dit gaat niet goed, gonsde het door mijn hoofd. Wat nu? Dokter bellen? Zinloos: ik kon zelfs geen woord meer uitbrengen, Lydia was al naar haar werk en de jongens zaten doodgemoedereerd aan tafel hun boterhammetje op te peuzelen. Eh… help?

Eén ding stond me helder voor ogen: ik moest weg van de wc. Met bovenmenselijke inspanning hees ik eerst mijn broek en daarna mijzelf omhoog, spoelde door en lag vervolgens languit op de grond in de deuropening van de woonkamer. Blijkbaar was ik door de ondraaglijke pijn flauwgevallen. Ik kon me later niet meer herinneren dat ik gevallen was. Toen ik bijkwam stonden de jongens een beetje glazig naar hun horizontale vader te kijken. De oudste opperde: ‘Pap? Moet je niet de dokter bellen?’ De jongste deed daarop ook een duit in het zakje met de onsterfelijke zin: ‘Zal ik een glaasje water voor je halen?’ Een en al behulpzaamheid die jongens van me. Terwijl ik, hun bloedeigen verwekker, vlak voor hun ogen bijna lag te creperen van de pijn konden deze onnozele halzen niets anders bedenken dan wat standaardzinnen over mij uit te sprenkelen. Kinderen? Niks heb je d’r aan!


(Deze column is een aantal jaren geleden gepubliceerd in het opvoedblad Aan de Hand - http://www.aandehand.nl/)

maandag 18 oktober 2010

I shall NOT be moved


Een weekendje of wat geleden kwam Luuk terug van een jeugdweekendje weg met de kerk. Altijd goed voor het moreel en nog beter voor het geloof. En dat zijn ouders dan ook een weekendje rust hebben is natuurlijk mooi meegenomen, al is het ons daarom niet te doen. (Behalve als we twintig jaar getrouwd zijn natuurlijk.)

De kamphit tijdens dat weekend moet het aloude gospellied I Shall Not Be Moved geweest zijn, want nog vele dagen later horen we het lied uit zijn jonge(ns)keel komen. Uit volle overtuiging. Het zal dus wel over standvastigheid in je geloof gegaan zijn tijdens het weekend. Ze kunnen kletsen wat ze willen: ik hou voet bij stuk. Zoiets, maar dan in het Engels. Dat klinkt dan ongeveer zo:

I'm on my way to heaven: I shall not be moved. (2x)
Just like a tree that's planted by the waterside,
I shall not be moved.

Duidelijke taal lijkt me zo, die verder kan worden uitgebreid met de volgende strofen:

Jesus is my Saviour, I shall not be moved.
On this Rock of Ages, I shall not be moved.
In his love and favor, I shall not be moved.
etc. etc.

Om Luuk te doen laten geloven dat mijn imposante muziekcollectie ruimschoots tegemoet kan komen aan zijn laatste ontdekkingen elders, meldde ik tussen neus en lippen weg dat ik deze song ook ergens in de kast had staan en die wel eens eventjes zou laten horen. Zo gezegd, zo gedaan.
Inderdaad had ik niet gebluft want I Shall Not Be Moved is een van de songs die staan op een vrij recente cd van Mavis Staples (geproduceerd door Ry Cooder) met de titel We'll Never Turn Back. En dat schijfje staat bij mij in de kast. Alleen het "I" was nu veranderd in "We", maar dat mocht de pret niet drukken. Dacht ik.

Maar wat een deceptie toen ik (eigenlijk voor het eerst) eens goed luisterde naar de tekst die op deze cd nogal was aangepast aan, wat ik maar zal noemen, 'het moderne geloofsgevoel'.

We're fighting for our freedom, we shall not be moved,

zingt Mavis overtuigd van haar nieuwbakken geloof boven de strak swingende muziek uit.
Mm. Wel overtuigd maar weinig overtuigend...

Verder gingen de verzen met:

The Union is behind us, we shall not be moved.

Wat had ik nu eigenlijk in huis gehaald? Het leek wel een vakbondsstrijdlied.

Ik luisterde verder:

We're fighting for our children, we shall not be moved

en als laatste:

black and white together, we shall not be moved.

Wat ik dacht te draaien was een tamelijk originele versie van een prachtig aloud gospellied in een modern swingende verpakking. Maar helaas was ook de tekst gemoderniseerd. Dit was gospel zonder God. Een humanistisch strijdlied waar niemand zich een buil aan kan vallen. The Rock of Ages had hier moeten plaatsmaken voor de menselijke strijd tegen het grootkapitaal, tegen de blanke onderdrukkers en voor vrijheid in het algemeen.

Gospel voor de heidenen kortom. Gezongen door een gospelzangeres die bij mijn weten beter zou moeten weten. Een gevalletje van jammer.

Nou ja, het is bekend: sommige mensen sparren God voor hun karretje. Maar Mavis Staples spant hier de gospel als lege huls voor haar 'freedom vehicle'. Maar die rijdt zo te horen helaas niet meer op de smalle weg. Het lijkt alsof ze, in tegenstelling tot wat ze zingt in het terugkerende refein, toch van de Rots is afgeraakt. Al hoop ik het nog steeds van niet. Wat sister Staples zingt, moet ze natuurlijk zelf weten, maar weet één ding:

I shall NOT be moved, from the Rock that doesn't roll.

En maak van dat "I" dan ook gerust maar "We" want Luuk denkt er Vast ook zo over. Vast en Zeker!

dinsdag 12 oktober 2010

Ik deug niet

Mijn vorige post heeft twee heel verschillende reacties opgeroepen. Alleen al daarom wil ik er even op terugkomen. Ik kan me ook wel voorstellen dat deze materie wat vragen oproept, en het is goed om die dan ook te stellen en te beantwoorden.

Hou me ten goede, ik wens de schrijver van het gedichtje van harte een eeuwig leven in Gods koninkrijk toe, en ik zou me niet eens verbazen dat hij dat ondanks alles toch gewoon zal ontvangen. Net zoals dat bij mij zal gaan: ondanks alles heb ik toch het Grootste Cadeau Ooit ontvangen. Om niet. Omdat God van mij houdt - van zondaars zoals ik en de overleden huisdichter.
En natuurlijk is het schrijven van een rammelend versje geen reden om afgewezen te worden aan de hemelpoort. Het ging me echter uitsluitend om de geest die ik erachter meende te ontwaren. Daar moeten we tegen vechten: tegen de verkeerde geesten en 'overheden' in de lucht. Niet tegen vlees en bloed. En ook niet tegen zielen zoals deze overledene, nee. Als ik ondanks mijn zorgvuldig gekozen woorden toch die indruk heb gewekt, neem ik daar bij dezen nadrukkelijk afstand van, niet van mijn woorden maar van die indruk.

En dat sommige mensen zich niet meer thuis voelen in de kerk, daar kan ik me ook wel iets bij voorstellen. Dat kan namelijk ver gaan. Desondanks IS een kind van God altijd weldegelijk thuis in de kerk, ook al voelt dat misschien heel anders. Ik heb ook zelf in mijn jonge jaren een strijd gekend op dat punt. Ik voelde me ook helemaal niet thuis in de kerk. Maar ik heb wel geleerd dat het christelijke geloof niet als centrale thema heeft: voel IK me thuis in de kerk? maar waar is GOD in de kerk te vinden? En dat is toch een andere gerichtheid. Wie zoekt zal immers vinden, zo belooft God zelf.

De hamvraag blijft: stel ik in mijn leven mijzelf centraal? Of mag God op de troon zitten? Als die vraag naar waarheid wordt beantwoord, vernedert de mens zich tegenover God en stelt hij (onder tranen en met oprecht berouw) vast: Ik deug niet.

En dan komt Christus in beeld...

NASCHRIFT:

Door de eerste regel van het versje te googlen ben ik erachter gekomen dat dit gewoon een standaardgedicht is dat op vele hulpsites gewoon voor het overnemen staat. Er was (ook) in dit geval dus geen sprake van een persoonlijk geschreven gedichtje...

donderdag 7 oktober 2010

Ik deug

Een leven vol van arbeid,
van liefde en verdriet.
Ik ging u hier verlaten,
treur dan ook om mijn heengaan niet.
Ik ging niet naar de kerk,
geloofde wel in God.
Heb gepoogd hier goed te leven,
zeker met Zijn grootste gebod.
Het zit 'm in de naastenliefde,
denk daar in God's naam aan!
Zij die dit eerlijk geven,
kunnen rustig sterven gaan.

Langs deze weg stellen wij u ervan in kennis dat in zijn eigen vertrouwde omgeving van ons is heengegaan (naam van de overledene).

Het bovenstaande is het begin van een rouwadvertentie die onlangs in het plaatselijke sufferdje stond en die me om een aantal redenen opviel. Ik vermoed dat dit gedicht door de overledene zelf is geschreven. Niet alleen omdat er een storende maar veel voorkomende taalfout in staat (God's), maar bijvoorbeeld ook vanwege het kromme metrum van de vierde regel.

Wat vooral mijn aandacht trok was de latente en nauwelijks verholen zelfrechtvaardiging van deze heengegane ziel. Nog afgezien van de merkwaardige opvatting over een vermeende zelfbeschikking ('ik ging u hier verlaten' - alsof deze mens zijn eigen einde heeft kunnen regisseren), spreekt deze tekst van een 'geloofsrichting' die inmiddels zijn honderdduizendtallen verslaat.

Veel mensen denken namelijk dat ze weliswaar niet volmaakt zijn, maar desondanks het eigenlijk helemaal niet zo gek doen. Als iedereen was zoals ik zou de wereld er een stuk beter uitzien, is daarbij de achterliggende gedachte. Je hoort ze nog net niet zeggen dat de mensheid met hen maar geboft heeft.

Zo ook hier. Zijn leven was "vol van arbeid, van liefde en verdriet." Tja, dan moet je wel een goed mens zijn geweest toch? Maar zou zijn leven niet minstens even vol zijn geweest van zonde, mislukking en hoogmoed? Die hoogmoed stijgt in ieder geval openlijk op uit zijn sterfbedpoëzie. Ik vrees dat de geest van de Farizeeër (uit de gelijkenis van Jezus over hem en de tollenaar) vaardig over deze mens is geworden. Maar in tegenstelling tot de Farizeeër heeft deze doodsdichter weinig om over te pochen. Gaf de Farizeeër nog tienden van zijn inkomsten en vastte hij tweemaal per week, zo komt deze stakker niet verder dan te melden dat hij gepoogd heeft goed te leven en moet hij toegeven dat hij nooit de kerk van binnen zag. En dat terwijl hij wel in God geloofde! Dat is net zoiets als belijden dat de bakker om de hoek zit, zonder ooit maar een keer een broodje bij hem te gaan halen. Zo sterf je toch een snelle dood.
Desondanks weet deze zelfverklaarde hemelvaarder wel hoe het zit natuurlijk: het gaat om de naastenliefde. Daar moeten we dan "in Gods naam" maar aan denken. En als je die dan "eerlijk" geeft, zit het wel snor.

Het is pijnlijk te moeten constateren dat deze sterveling niet (of niet meer) wist wat het grootste gebod werkelijk is. Hij slaat dat in zijn poëem namelijk domweg over en richt zich direct op het tweede en daar aan gelijk staande.

Het is om meerdere redenen niet kies om over het graf heen een oordeel uit te spreken over deze arme drommel, maar het hele versje spreekt maar één overtuiging en geloofsopvattting uit: Ik deug! Dat te belijden vergt een groter geloof dan ik in huis heb. Te vrezen valt echter dat voor dit credo in de hemel weinig begrip zal zijn...

vrijdag 1 oktober 2010

Hardwerkende Nederlanders

"We gaan het land teruggeven aan de hardwerkende Nederlander," meldde Mark Rutte gisteren.

Deze uitspraak kan maar één ding betekenen: het land wordt van mij afgepakt! Ik ben namelijk geen hardwerkende Nederlander, maar een steuntrekker. Met een vrouw die ook steuntrekt. Dubbel fout dus. Man in de WW, vrouw in de Ziektewet. En omdat ik eerdere perioden in mijn leven heb gekend waarin ik werkloos was, ben ik een extra zwaar geval. Ik chronisch werkloos en Purperpol chronisch ziek. In rechts jargon heet dat: hangen in een uitkering, nee: wonen in een uitkering. Zulke mensen zijn natuurlijk de echte a-socialen. En die gaan dus nu aangepakt worden. Eindelijk...
Ik wist overigens niet dat het land mij de afgelopen jaren toebehoorde, maar blijkbaar heb ik, ondanks mijn zee aan vrije tijd, niet op zitten letten.

Hardwerkende Nederlander, beste lezertjes, is een fantastische term die door Telegraaflezend Nederland, om niet te zeggen: wakker Nederland graag wordt gebruikt. Ik geloof dat Hans Wiegel er indertijd mee begon, strak kijkend in de draaiende camera. Succes verzekerd, want iedereen voelt zich natuurlijk aangesproken. We zijn immers allemaal druk druk druk? Alleen een kleine groep a-sociale steuntrekkers, zwakkelingen en profiteurs - sommigen zelfs behept met een buitennissige godsdienst - zal zich voelen aangesproken en dientengevolge buitengesloten. En zo hoort het ook. In barre tijden dienen we de rijen te sluiten. Hardwerkende Nederlanders tegenover de slappelingen die niet eens hun eigen broek kunnen ophouden. Wakker Nederland tegenover Versuft en Verstoft Nederland (denk aan: coffeeshoppers, hangjongeren en mensen met linkse hobby's zoals kunst, ontwikkelingshulp en uitkeringen).

Purperpol en ik moesten ons rot schamen, stelletje lamlendige bankzitters die we zijn. Maar wij weten nu dat we binnenkort worden aangepakt. Het is uit met de pret. En schuilen in groepsgedrag is er ook niet meer bij, want Rutte dreigde ook: "We beoordelen mensen niet als groep maar als individu."

Nu probeert dit individu door middel van stagelopen en solliciteren al tijdenlang aan de bak te komen als inburgeraar/docent NT2 (of anders als medewerker klantcontacten bibliotheek) en raadt eens waarop onder andere ernstig gaat worden bezuinigd door hardwerkende en wakkere Rutte?

Werkte hij maar wat minder hard...

donderdag 30 september 2010

Fietsen of afstappen?

Eén van de ergernissen van veel mensen is het fietsen door een (drukke) winkelstraat. Bijna altijd wordt deze overtreding gepleegd door groepjes tieners. Ze zoeken graag de grenzen op, maar doen dat in de openbare ruimte liever niet alleen. Samen fiets je sterk, nietwaar?

Mijn eigen Purperpol stoort zich daar vaak aan. Zelf fietste ze vroeger natuurlijk nooit waar het niet mocht, en dan krijg je dat. Ze heeft zelfs een methode ontwikkeld om de weerspannige jeugd van ons provinciestadje de les te lezen. Bij geval ze weer eens een kluitje stoepfietsende stoutertjes ziet aankomen, doet ze net of ze niet oplet en gaat op het laatste moment pal voor hun fiets lopen met als gevolg dat de puisterige wetsovertreders wel moeten afstappen. Ook in het openbaar staat mijn vrouw haar mannetje.

Zelf ben ik (u kent mij) een stuk milder, want ik begrijp ze wel die jongens en meisjes. Gevalletje van: zelf ook jong geweest (maar wanneer ook al weer?).
Ik besef namelijk heel goed dat ik met mijn drieënvijftig levensjaren met goed fatsoen niet door een drukke winkelstraat kan fietsen. Ik niet. Act your age, heet dat in het Engels en zo is het maar net. Bij een bepaalde leeftijd hoort een bepaald gedrag. Volwassen gedrag in dit geval.
Maar zoals je als volwassene geen gezichtsverlies oploopt door je aan de regels van het spel te houden, zo loop je als scholier daarentegen een enorme hoeveelheid gezichtsverlies op door je ook aan diezelfde regels te houden. Ik bedoel: het zou toch de braafheid ten top zijn als je als pakweg 14-jarige netjes met je fiets aan de hand door de winkelstraat gaat lópen, en al helemaal als je dat in groepsverband zou doen? Je gaat nog liever gewoon dood. Hoewel dat laatste eigenlijk toch maar liever niet. Het geeft zo'n rommel en van fietsen komt dan ook weinig meer.

Maar wat gebeurt er nu als Purperpol en ik sámen door de winkelstraat stiefelen en er komt zo'n kluitje gierende hormonen op fietsbanden aan?, hoor ik u al denken, want ik denk altijd vreselijk met u mee.

Doet u even de ogen dicht en fantaseer een aimabele, niet onknappe man van middelbare leeftijd met een milde en al-begrijpende blik in de ogen met naast zich een verbeten viswijf met bloed in de ogen dat klaarstaat om een stel brutale apen koste wat het kost een hak te zetten. Ik doe de waarheid enigszins geweld aan, maar ik kan hier moeilijk gaan melden dat de realiteit meestal totaal omgekeerd is aan deze aperte leugen. En leugentjes om bestwil, daar eh... stap ik liever niet vanaf.

dinsdag 28 september 2010

Eekhoorn in shock

Vandaag fietste ik ergens in Neerlands Biblebelt door een aardig provinciestadje aan de rand van de Veluwe. Het was midden op de dag en het stadje lag er tevreden en reformatorisch bij. Omdat het uiterst rustig was, durfde een ijverige eekhoorn (die geheel in tegenstelling tot zijn naam alvast aan het hamsteren was geslagen) wel even de weg over te steken. Ik zag hem vooruitsnellen en dacht: hij zal de boom wel ingaan en niet doorschieten naar het aangrenzende fietspad, want daar fietste ik en eekhoorns zijn niet blind. Aanvankelijk deed de eekhoorn precies wat ik hem in gedachten voorschreef en leek hij de boom in te gaan. Dat bleek slechts een schijnbeweging. Eén tel later tipte hij al weer de grond aan, zag mij vervolgens nu wel aankomen en raakte in opperste verwarring. Ik heb wel vaker dat effect op mensen, maar dat deze reactie nu ook al bij de dieren kon worden waargenomen, maakt mijn leven er voorwaar niet eenvoudiger op.

De verwarring was zo heftig dat het arme diertje prompt de verkeerde vluchtroute nam. Laat ik het maar de Grote Sprong Voorwaarts noemen. Helaas belandde Pluimstaart daardoor pal voor mijn voorwiel en kon ternauwernood een bloedige aanrijding worden voorkomen. Niet omdat ik bovenop de rem stond, maar doordat deze Knabbel - of was het toch Babbel? - opnieuw pijlsnel vooruitstoof, het fietspad weer af, de struiken in. 

Ik wed dat ie nu op de sofa van zijn psychiater ligt om het trauma dat mijn naam draagt van zich af te praten. Maar als die psychiater een kerel is, geeft ie een manhaftig advies aan Pluim:

"Je kunt voortaan de boom in!"


zaterdag 25 september 2010

Een ernstig woord

Mijn vorige post ging over zwaar gelovig zijn. Die post is behoorlijk veel meer gelezen dan veel voorgaande berichten. Dat zegt natuurlijk wel wat over u oplettende lezertjes! U wilde natuurlijk wel eens weten wat een Heer van Stand daarover te melden had. Ongetwijfeld in de hoop om, na lezing dezes, wellicht sadder maar vooral wiser tevoorschijn te komen. Hoe erg kan men zich vergissen.
Want wat ik te melden had stelde niet veel voor. Ik schamperde zelfs ook nog wat over mijn zwaar gereformeerde broeders en zusters in de hoop u een beetje plezier te bezorgen. Niets is mij te dol om een glimlach om uw vermoeide gezicht te willen toveren.

Toch heb ik daar een beetje spijt van (en nu ben ik even serieus). Hou me ten goede: ik bedoelde het niet zo rottig, maar de indruk zou kunnen ontstaan dat ik me liever zou willen distantiëren van mijn zwaar protestantse medegelovigen, dan dat ik hen zou willen omarmen. En dat is nu net niet waar. Want als kind van God in de hemel en onderdeel van zijn lichaam op aarde ben ik met elke vezel verbonden met al mijn broeders en zusters die staan op dezelfde rots en drinken uit dezelfde bron als ik. Ja, ook als ze zwarte kousen dragen of wat al te letterlijk 'smulpapen' zijn of waren.

Ik ben niet geroepen om mij te distantiëren van degenen die de kerk een slechte naam bezorgen, maar veeleer om mij met hen te vereenzelvigen. Ondanks alles ja. Want de kerk bestaat al eeuwenlang uit the glory & the shame. Hoewel die laatste er beslist niet bijhoort, zijn beiden niet los verkrijgbaar, ook al zouden we dat nog zo graag willen. Wie de glory van de kerk wil ontvangen, zal ook moeten delen in haar shame. Vergelijk het hiermee: de Leeuw is dezelfde als het Lam, maar wie alleen met de Leeuw wil triomferen, lijkt op het zaadje dat niet in de aarde wil sterven en voor zichzelf blijft leven zodat hij juist ten onder gaat. Christenen volgen het Lam, niet allereerst de Leeuw.

Het is zo gemakkelijk om mee te huilen met de wolven in het bos, die zich tegenwoordig vermommen als journalisten in de pers en buurvrouwen van om de hoek, die de schandalen in de roomse kerk waar de kat in het donker werd geknepen onderstrepen, en hartgrondig schamperen over (vermeend of niet) huichelende strengorthodoxe gereformeerden die zondags a zeggen en maandags z doen.
Toch ben ik er één van hen en één met hen. Er is namelijk maar één kerk zoals ook meermalen in het Nieuwe Testament staat en ondanks talloze kerkscheuringen nooit is veranderd. Of dacht u dat de hemel ook was opgedeeld in dezelfde 'afdelingen' die wij hier op aarde meenden te moeten maken?












Deze week werd ik indirect vermaand om mij meer te vereenzelvigen met al mijn broeders en zusters in de Heer. Dat heeft als consequentie dat ik mij niet negatief hoef uit te laten over mijn familie en al helemaal niet als niemand daarom vraagt. Al was het alleen maar omdat in mijn leven ook shame zowel als glory te vinden is.
Mag ik dan geen grapje maken? Natuurlijk wel. En ik doe dat graag. Toch: als er ook maar een randje bijzit van zelfverheffing, is dat fout.

Als Jezus zich volkomen vereenzelvigt met zondaren zoals ik, heb ik daarom de heilige plicht om te zijn zoals hij, zodat zijn wil worde gedaan op aarde zoals in de hemel.
Dan omarm ik de gevallen, beschimpte of verguisde broeder, en ben ik voor hem de Barmhartige Samaritaan, in plaats van mee te doen met de wolven (of te zijn als de priester en de Leviet).
Dan ben ik met recht een Heer van Stand.

Nou, dit moest ik even kwijt.

En dan in antwoord op uw schrijven, beste reageerders: Jezus was natuurlijk licht gelovig noch zwaar gelovig. Jezus was - het geloven voorbij - gewoon helemaal één met zijn Vader. Daarom deed hij alleen maar wat hij de Vader zag doen, zoals hij zelf aangaf. Dat was geen kwestie van geloof meer, maar van zijn.

dinsdag 21 september 2010

Zwaar gelovig

Aan de eettafel:

"Pappa, zijn wij zwaar gelovig?"

Luuk had het in de klas overduidelijk over het onderwerp 'zwaar gelovigen' gehad. De jongen is namelijk een open boek en daar pluk je als ouders de zoete vruchten van.

Nu vind ik het om bepaalde redenen niet zo leuk om als zwaar gelovig te boek te staan, dus probeerde ik omzichtig uit te leggen dat met deze term meestal de heel zware gereformeerden worden bedoeld, die met behulp van diverse extra do's en vooral don'ts onze gezamenlijke vijand buiten de deur proberen te houden. Zonder mijzelf direct compleet af te zonderen van deze zwaarwegende tak aan de kerkelijke loot wilde ik ook weer niet al te stevig met hen vereenzelvigd worden. Ik bedoel: ik ben van mijzelf al tamelijk zwaar op de hand, en kan daar dan onmogelijk ook nog zwaargelovigheid erbij hebben.
"Vind jij dat wij zwaar gelovig zijn?" weerkaatste ik lafhartig.
Het antwoord viel mee: wel vrij zwaar, maar niet per definitie heel vervelend. Het mocht in ieder geval wel wat lichter, vond hij. Sinds ie de film The Blues Brothers heeft gezien, weet hij precies naar wat voor soort kerkdienst hij het liefste zou willen. Zo'n swingende negro-gospel dienst, waarin je helemaal uit je dak kon gaan. Ik zie het hem zo doen.
Heel veel later bedacht ik wat ik eigenlijk had moeten antwoorden op zijn vraag. Namelijk dit:

"Was Jezus zwaar gelovig?"

Tja, de vraag stellen is hem beantwoorden natuurlijk. Dus binnenkort kunt u mij des zondags zien zitten op de voorste bank bij de Nederlandse Binnenverbandse Hersteld Gereformeerde en daarna (voor de zekerheid tevens) Hervormde Gemeentekerk Bond, met in mijn ene hand een Statenvertaling en in de andere wat Gekrookt Riet.

Al heb ik er wel een zwaar hoofd in of ik daar wel zal worden toegelaten zonder stropdas (do's!) en met m'n voeten in mijn Jesus Nikes...(don'ts!!!).

zaterdag 18 september 2010

Mijn eigen weelde












Een citaat:

"Ik kies voor de mooie kanten van het leven, heel beslist. Maar als de mensen drie straten verderop grommen, dan geniet ik minder. Dus om beter te genieten van mijn eigen weelde, wil ik dat andere mensen niet in misère leven."

Deze uitspraak van een bekende Nederlander stond vandaag (zaterdag 18 september 2010) uitgelicht in Trouw om een groter artikel verderop in de krant aan te prijzen bij de lezers.

Ik wist niet wat ik las.

Na even te hebben nagedacht, kwam ik tot de conclusie dat een van de bekende gelijkenissen die Jezus ooit vertelde nu een beetje moet worden herschreven. Dat doe ik bij dezen:

Er was eens een rijke man die gewoon was zich te kleden in purperen gewaden en fijn linnen en die dagelijks uitbundig feestvierde. Hij koos voor de mooie kanten van het leven, heel beslist. Een bedelaar die Drie Straten Verderop heette, woonde daar ook, zij het dat hij was overdekt met grommende zweren. Hij hoopte zijn maag te vullen met wat er overschoot van de tafel van de rijke man; en omdat de rijke man graag zijn geweten wilde sussen voordat hij aan tafel ging, zorgde hij ervoor dat Drie Straten Verderop er weer een beetje appetijtelijk uitzag en er weer zo'n beetje mee door kon. Op zekere dag stierf Drie Straten Verderop, en hij werd door de engelen weggedragen om aan Abrahams hart te rusten. Ook de rijke stierf en werd begraven. Toen hij in het dodenrijk, waar hij hevig gekweld werd, zijn ogen opsloeg, zag hij in de verte Abraham met Drie Straten Verderop aan zijn zijde. Hij riep: “Vader Abraham, heb medelijden met mij en stuur Drie Straten Verderop naar me toe. Laat hem het topje van zijn vinger in water dompelen om mijn tong te verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlammen.” Maar Abraham zei: “Kind, bedenk wel dat jij je deel van het goede al tijdens je leven hebt ontvangen, terwijl Drie Straten Verderop bijna niets dan ongeluk heeft gekend; nu vindt hij hier troost, maar lijd jij pijn. Bovendien ligt er een wijde kloof tussen ons en jullie, zodat wie van hier naar jullie wil gaan dat niet kan, en ook niemand van jullie naar ons kan oversteken.” Toen zei de rijke man: “Maar vader, ik heb toch minder kunnen genieten van mijn weelde dan ik wilde, juist omdat Drie Straten Verderop maar steeds aan het grommen bleef? Dan is het niet eerlijk dat ik hier moet zijn en hij daar bij u."

Wat Abraham daarop zei, mag u zelf gaan bedenken...

En nee, ik geef u niet de naam van deze levensgenieter. We hebben niet te strijden tegen vlees en bloed en zelfs niet tegen Bekende Nederlanders (al zou je soms denken van wel) en wellicht woont dit personage wel veel dichterbij dan ons lief is. In ons eigen hart bijvoorbeeld.

vrijdag 17 september 2010

COLUMN 13: DE LAATSTE VIJAND

Ik heb iets met Elly & Rikkert. Ooit waren het belangrijke rolmodellen voor me. Dat was ergens in de jaren zeventig toen zowel zij als ik ons bekeerden tot de beroemdste Nazarener ooit. Ik kocht al hun platen, speelde en zong hun songs en had zelfs een kinderkoortje vol met hun kinderliedjes.
Ergens eind jaren tachtig verwaterde mijn aandacht en vond ik hun cd's niet meer zo nieuw en avontuurlijk. Met hun in 1995 uitgegeven enigszins katholiek en mystiek aandoende cd (Elly is en blijft van roomse huize) heb ik iets speciaals. Daarom is het nogal merkwaardig dat ik vijftien jaar lang de aankoop ervan heb uitgesteld. Gisteren kwam ik het plaatje tegen op Marktplaats, bood slechts drie euro en mocht hem direct komen ophalen. Niet alles van deze cd pakt me, maar een flink aantal liedjes raakt me nog steeds, want ik had de muziek al wel jarenlang op een cassettebandje "gedownload".

Het trieste verhaal hierbij vatte ik ruim vijftien jaar geleden samen in een column die ik nu maar eens op het wijde web zet.

DE LAATSTE VIJAND

Eind april jongstleden is mijn enige broer op 43-jarige leeftijd overleden. Mijn broer leefde alleen, had vrouw noch kind en moest ook al sinds jaren vader en moeder missen. Datzelfde gold allemaal jarenlang ook voor mij. De eenzaamheid die ik voelde na zijn overlijden was dan ook groot, maar gelukkig wist ik mij wel getroost door de aanwezig­heid van Lydia en Elias. Zonder hen was het leed amper te dragen geweest.
Net als toen mijn moeder overleed, moest ik ook nu het achtergebleven woonhuis leegruimen. Een triest karwei natuurlijk, maar wel een goede vorm van verwerking. Vooral ook nu ik geen afscheid kon nemen van mijn broer, die plotseling in zijn slaap was overleden en pas na twee dagen gevonden werd.
In zulke tijden in mijn leven verlang ik hevig naar een teken van God. Een teken om te merken dat Hij ook weet heeft van de situatie. Ook al weet je dat wel met je verstand toch is er dat sterke verlangen. Gelukkig gaf de Heer waar ik om vroeg.
Ik weet nog goed dat toen mijn moeder op een zondag in 1987 overleed er op datzelfde moment een Godslamp uitging tijdens een eucharistieviering in een kerk waar ik vaak kom, en dat deed me goed. Het was voor mij een teken dat het (geestelijke) leven niet zo maar doorging, maar dat de lamp of het licht even ergens anders moest zijn, of zoiets. Ik kan het niet zo goed uitleggen, maar het was wel erg belang­rijk.
Het teken dat ik nu kreeg was een regenboog. Ik had in een lang gesprek met zijn vrienden een flink aantal dingen over mijn broer gehoord die mij terecht tot verdriet zouden kunnen stemmen. Mijmerend over het gehoorde zat ik in de trein van Utrecht naar Ede, die ik overigens bijna gemist had. Opeens was daar een heel heldere en prachtige regenboog die precies haaks op de rails stond, zodat het leek alsof de trein er als door een poort heen zou rijden. Meteen kwamen daarbij de woorden 'Het is goed.' Ook al was er veel scheef­groei, verdriet en pijn: het was goed. God wist ervan. Het was goed, het is goed en het wordt goed. Piekeren, verdriet en pijn doorleven, het mocht wel, maar ik moest één ding weten: ondanks alles was het nu goed. O, zoete Troost...

Maar er kwam nog een teken. Op de dag dat mijn broer stierf en ik dat, zoals gezegd, nog niet wist, was ik aan het winkelen in Nijmegen. In een platenzaak aldaar stuitte ik op de nieuwe cd van Elly en Rikkert. Ze stonden in het zwart op het hoesje gefotogra­feerd. En de titel? De tranen van de kleine mensen. Ook gehuild door uw columnist.

woensdag 15 september 2010

COLUMN TWAALF: DE EENZAME VADER

Hoewel onze Luuk deze zomer inmiddels al weer dertien jaar is geworden, speelt onderstaande column zich af in de tijd dat hij nog maar vijf jaar was. Het is maar even dat u het weet.


Ach, zie hem staan. De eenzame vader op het schoolplein. Omringd door leuke moeders. Moeders met hun gezellige babbels. Moeders met hun sociale netwerk. Nooit verlegen om een praatje. Altijd wat te bespreken met elkaar. Elkander vrolijk groetend en opgewekt zwaaiend naar hun schooluitgaande koters. De ongelofelijke lichtvoetigheid van het bestaan straalt van ze af.

Nee, dan hij. Schuchter poseert de eenzame vader zich tegenover de kleuteruitgang. Niet te dichtbij maar vooral ook niet al te ver af van de kwekkende kudde. De blik nadrukkelijk gericht op het dak van de school. Drie minuten rekken zich in zijn beleving uit tot een kwartier.

Maar daar gaat dan toch de zoemer. De eerste kleuters rennen net zo vrolijk als hun moeders het schoolplein over en laten trots zien wat ze binnen in elkaar hebben geflanst. Met grote hulp van juf, denk ik donker. Na de middenmoot verschijnt dan als een van de laatsten onze Luuk. Ik zie dat hij weer eens zijn jas is vergeten. Maar hij heeft zijn handen sowieso al vol. Zijn plakwerk en de schoolbrief vormen een onoverkomelijk obstakel om huppelend de school uit te komen. En een afspraakje met een vriendje? “Ze waren opeens allemaal weg.” En Tim dan? “Die kon niet want die moest naar hockey.” En Max? “Moest naar tennis.” Zo´n school. Het komt er op neer dat ik maar wat moet gaan regelen. Maar ik dank je de koekoek. Die moeders zien mij net zo min staan als hun kroost mijn joch. Blijkbaar. De bodem van mijn hart begint gaten te vertonen als ik denk over dit soort mechanismen. Moet ik als vader ook maar zo gehaaid worden om daags tevoren via zo´n moeder een afspraak voor mijn zoon zien te regelen? Ik dacht van niet. Luuk gaat lekker met mij mee naar huis. Gelukkig heeft ie nog een broer die ook niet zo´n afspreker is. Samen spelen kan ook gewoon thuis. Met je eigen broeders hoedertje.

Deze column is eerder in het opvoedblad Aan de Hand terechtgekomen. http://www.aandehand.nl/