donderdag 29 april 2010

Bandrecorders

Gisteren blogde ik al dat ik voor het geld van mijn vakantiebaantje bij de PTT een heuse B&O bandrecorder kocht. Vandaag meer over bandrecorders en deze Heer van Stand: een combinatie die slecht viel in de jaren '70.


Toen ik een jaar of 16 was kocht ik na lang sparen en hard werken in de V&D een Akai spoelendeck. Zo noemde de echte kenner een bandrecorder in die tijd. Maar die Akai daar was wat mee. Keer op keer viel er een kanaal uit. Niet leuk meer nee. Er zat wel garantie op het apparaat, maar dat betekende in mijn geval dat ik met het zware geval achter op de fiets twee kilometer lopend naar de winkel terugmoest en dan weken en weken lang moest wachten totdat de reparatie eindelijk gedaan was. Niet dat die had geholpen trouwens. Ik weet nog dat ik totaal drie van die krengen heb versleten en telkens was het weer mis. Gek werd ik van dat ding. Ten einde raad heb ik toen besloten om nooit, maar dan ook nooit meer iets van Akai te kopen. Die belofte doe ik nog immer stand. Zodra ik de naam Akai zie, denk ik: 'bandrecorders!' en weet ik weer genoeg.


Nee, het werd tijd voor het echte werk. Wat dacht je van een heuse spoelendeck van het befaamde Bang & Olufsen. Toen al een topmerk, zeker als het ging om design. Met de Beocord 2000 als een worst voor mijn begerige ogen heb ik wekenlang de straten van Velp bij Arnhem onveilig gemaakt en daar de post wat rondgestrooid. De meeste brieven bereikten hun bestemming dus men mocht aldaar niet klagen. Van mijn goeie geld kon ik bij de B&O-dealer, die ook al in Velp was gezeteld, die prachtmachine gaan halen.
En vanaf dat moment was het dus: genieten. Not! Zelfs bij dit onvolprezen topmerk haperde de muziek en vielen net iets te vaak de hoge tonen weg. Zou het soms aan de artiesten hebben gelegen? U denkt natuurlijk van ja, maar het was gelukkig toch nee. Vele jaren later, toen ik, gefrustreerd bij het leven en met inmiddels gemakeerde oren, dit ding al lang had verkocht aan een vriend van mijn broer hoorde ik wat er nu precies mis mee was. De tape raakte de koppen niet goed en daardoor ontbraken er essentiële noten aan het geheel. En zelfs bij fijnbesnaarde musici als The Rolling Stones en consorten viel dat op.

Na het nog een jaartje of wat te hebben aangezien ben ik uiteindelijk gezwicht voor en bekeerd tot de cassettedeck, waarvoor de echte hifi-snobs in die tijd nog lang hun neus ophaalden. Ik heb er tot op de huidige dag nog steeds plezier van...

woensdag 28 april 2010

Vakantiebaantje nr. 2

Gisteren blogde ik wat over mijn eerste vakantiebaantje. Sinds dat bericht werd geplaatst stroomden de verzoeken binnen in mijn wensdromen om een blog te schrijven over mijn tweede vakantiebaantje. Terecht natuurlijk. Die was namelijk nóg spectaculairder dan de eerste en daar is het u allemaal om begonnen. Spektakel: het liefst groots en meeslepend, zoals u zelf eigenlijk ook zou willen leven als u dat durfde. Maar ja, u durft niet en daarom moet ik het maar doen. In mijn dromen dus. Dat dan weer wel ja.

Maar dat vakantiebaantje. Twee jaar na dat eerste debacle stond ik, na het voltooien van dit keer de HAVO (ik werd er met het jaar knapper op dames), opnieuw voor de keuze: vier maanden lang rondlummelen of toch maar iets nuttigs doen voor een bescheiden bommetje duiten. Ik koos voor het laatste. Dit keer ging ik mij nuttig maken voor tante Pos die toen nog gewoon PTT mocht heten. Putje graven, Tentje bouwen, Tukkie doen. Die afkorting was toen populair. En niet helemaal ten onrechte. Maar werken als postbode verdiende een stuk beter dan werken als verkoopassistent in de V&D. Ik geloof dat ik meer dan 100 gulden per week mocht opstrijken. En dat was toen een flink bedrag voor een 18-jarige hoor (momenteel ben ik 18-harig...).

Maar hoe ging het dan? Nou, beroerd. Ten eerste moest je voor dag en dauw opstaan: ik geloof dat je geacht werd rond een uur of zeven te verschijnen. Moest je net mij toen hebben: ik sliep tijdens vakanties normaliter een gat in de dag en dit natuurlijke puberale ritme werd dus wreed verstoord door mijn tijdelijke werkgever. Na een uur of wat sorteerwerk ging ik met vele anderen klokslag 9.00 uur de hort op: post bestellen, zoals dat toen nog heette. Ik had 's ochtends een andere wijk dan 's middags weet ik nog, want tante Pos kwam in 1975 nog twee keer per dag de brieven rondbrengen. Geloof je niet, hè? Maar heus.
In die weken was het, net als in 1973 tijdens mijn V&Dweken, bloedheet. Zo heet dat we zelfs een uur eerder 'mochten' beginnen. O, wat moest ik dankbaar zijn geweest. Nóg eerder uit bed... net wat ik nodig had.

Aanvankelijk dacht ik nog alle post te kunnen bezorgen op de oude (superhippe) omafiets van mijn bloedeigen moeder uit pakweg 1937 (de fiets, niet mijn moeder), maar die begaf het spontaan na de eerste dag. Erger was dat ik op een die warme dagen ergens buiten mijn post stond te pakken uit een van de fietstassen en opeens een hondengebit in mijn strakke derrière voelde staan. Een herder was door een openstaand raam gesprongen om mij eens flink de waarheid toe te bijten.
Daar was ik niet heel blij mee. Maar eigenaren van dit monster waren dat ook niet. Zij durfden mij een slechte bezorging te verwijten. Natuurlijk hadden ze gelijk, maar daar gaat het hier niet om. Om een langer verhaal korter te maken: het draaide er op uit dat deze mensen een postbus namen.
Sindsdien heb ik een bloedhekel gekregen aan alles wat blaft en bijt en schijt. En ongevraagd in je kruis duikt. Ik bedoel maar. Zo'n hond komt daar gewoon mee weg mensen, maar wat als ik dat eens zou doen bij een wildvreemde? Ik bedoel dus maar.

Na de zomer van 1975 heb ik nooit meer zo'n hondenbaan gehad. Wel kocht ik een peperdure Bang & Olufsen bandrecorder van mijn zuur verdiende geld. Opnieuw was ik de koning te rijk.

dinsdag 27 april 2010

Vakantiebaantje

Vanmorgen las ik in de krant dat Jelle Brandt Corstius 'het leukste vakantiebaantje' van Nederland krijgt: hij gaat Zomergasten presenteren. Als u niet weet welk televisieprogramma dat is, mag u zich eventjes gepast gaan schamen. Ik ga dat ook verder niet uitleggen, dat is te gênant voor woorden. Jelle somde in zijn column alle vakantiebaantjes op die hij in de loop van zijn jeugd had gedaan. Leuk om te lezen. Ikzelf heb mij slechts twee keer bezondigd aan zoiets. De eerste keer was ik 16 en net klaar met de MAVO. Voordat ik kon beginnen met de HAVO gaapte een gat van bijna vier maanden zomervakantie en zelfs een luie donder als ik vond dat te gortig worden. Bovendien was wat geld ook wel welkom.

Ik monsterde aan bij het schip dat nu nog steeds vaart en afgekort V&D heet. Diverse jaargenoten van mijn school zaten ook in de wachtruimte van de personeelschef en we werden allemaal aangenomen voor een duizelingwekkend hoge wedde van 65 gulden per week. Vervolgens kregen we te horen op welke afdeling we zouden worden ingezet. Dat werd voor mij de keukenafdeling, ik ben altijd al een bofkont geweest. De keukenafdeling was op de parterre gelegen en dat kwam goed uit want tijdens deze drie keukenweken vielen de mussen uit de dakgoot. Het was onafgebroken prachtig weer. Dat had als gevolg dat er natuurlijk geen kip (excuses le mot, dames) langs kwam daar. Laat staan een haan. Ik verveelde me kortom te pletter. Het enige dat ik zelf daadwerkelijk een paar keer heb verkocht waren een paar strijkplankovertrekken. Ik weet nu nog dat ik met die 3 x 65 gulden meer verdiende dan omzet heb gemaakt in die drie weken.

Mijn leidinggevende was een man van ergens achter in de vijftig die met lede ogen aanzag hoe ik daar mijn neus zat leeg te eten (of meer nog mijn puistjes zat uit te knijpen). Op een dag had hij een paar brieven die op een andere afdeling bezorgd moesten worden. Hij liet die brieven telkens door mij per stuk bezorgen. Dan had ik weer even wat te doen. Aardige man verder. Toen de drie weken om waren sloeg van weeromstuit ook het weer om: het regende als nooit tevoren. Ik voelde mij de koning te rijk.


maandag 26 april 2010

26 april 1957

Nou ja zeg.

Ik moet een hele beroerde nacht gehad hebben.

Want toen ik vanmorgen opstond, voelde ik me wel een jaar ouder.

Da's toch beroerd, nietwaar?

Of niet soms?

zondag 25 april 2010

Bob Dylan













Ach ja, het moest er toch maar een keer van komen. Iedereen die mij een beetje kent, weet van mijn Bob Dylantic. Een fan wil ik mijzelf niet eens noemen, want fan betekent een fanatic en dat lijkt te veel op lunatic. Dylan is ook geen idool van mij, want een idool is een afgod en daar houd ik mij het liefst verre van.
Maar toegegeven: ik ben wel gek op Dylan.
Om dat uit te leggen heb ik altijd wel even wat tijd nodig. Want wat is het nu precies wat zijn muziek, zijn songs, zijn stem, zijn persoon zo aantrekkelijk maken? Het is toch het totaalplaatje dat het hem doet. Zijn songs zijn poëzie zodra hij ze zelf zingt, of krast zoals sommigen niet geheel ten onrechte beweren. Wie beweert dat Dylan niet kan zingen heeft technisch gesproken het gelijk aan zijn kant. Maar reclamespreuk uit de jaren zestig die zijn platenlabel verzon "Nobody sings Dylan like Dylan" is ook erg waar. Niemand kan deze songs zo raspen als Dylan zelf. En dat heeft wat. Meer dan de zoveelste gladde, zoetgevooisde stem en dito procductie. Geef mij maar Dylan. Lekker rauw, lekker ongepolijst, recht voor z'n raap, maar dan wel verpakt in metaforen, hyperbolen en wat dies meer zij.
Bruce Springsteen zei ooit over hem: Dylan heeft de popmuziek hersens gegeven. Dat klopt. Voordat Dylan 'elektrisch ging' en in de hitparade kwam was popmuziek een kwestie van: I love you, do you love me too? Louter liefdesliederen en aanverwanten werden er toen gemaakt. Geen wonder dat de fans van het eerste uur Dylan als een 'sell-out' zagen toen hij elektrisch versterkte muziek ging maken vanaf 1965. Dat was voor teenyboppers en dus niet voor de serieuze muziekliefhebber. Maar Dylan was en is wars van conventies. Hij gaat zijn eigen, ongekende gang. De ene keer transformeert hij van folkie tot rockidool, de volgende keer, midden in de hippie hoogtijdagen tot sobere countryman, en later weer tot gelovig en getuigend christen. Telkens zingt Dylan over wat er in zijn leven gaande is en mogen de fans zelf zien wat ze ermee doen. Take it or leave it. 
Als je je zo opstelt maak je best veel vijanden. Die had Dylan bij de vleet. Mensen die vonden dat hij folk moest blijven spelen, mensen die vonden dat hij hippie moest blijven, mensen die vonden dat hij het niet kon maken om christen te worden.
In de jaren tachtig was Dylan door velen afgeschreven als een 'has-been'. En inderdaad had hij in die tijd last van een writersblock. Toch kwam hij terug en is Dylan nu al weer ruim 10 jaar helemaal hot. Zijn laatste cd kwam zelfs op nr. 1 in de album top 100 in de VS. En niet alleen daar. 
En wat doet Dylan? Hij brengt doodleuk een kerstcd uit. Nooit gedacht door niemand. 
Hij blijft onnavolgbaar....

maandag 19 april 2010

't Kofschip


















Zelfs het beste paard laat wel eens een steekje vallen en zelfs de beste breister struikelt wel eens. Zo dus ook een Heer van Stand.
In mijn voorvorige blogje repte ik van het voltooid deelwoord 'geblogt'. Ik was in de vooronderstelling dat je 'ik blogte' zou zeggen, maar mijn onvolprezen Purperpol wees mij in de richting van 't kofschip.  Niet voor het eerst overigens. Sommige zaken kan ik blijkbaar maar niet onthouden. 't Kofschip (of 't fokschaap) is het ezelsbruggetje om te kunnen bepalen of een zwak werkwoord in de verleden tijd een d of een t krijgt.
Het is eigenlijk heel simpel: je neemt de stam van een zwak werkwoord, bijvoorbeeld: ik werk. Omdat de laatste letter daarvan in 't kofschip/fokschaap (haal die klinkers er even uit voordat je begint...) voorkomt moet daar een t komen in de verleden tijd. Neem een werkwoord als: ik dwaal, dan is de laatste letter er een die niet in 't kofschip voor komt en dus moet daar een d komen.
Ik dwaalde dus in mijn voorvorige blogje met een t. Maar heb toen taaltechnisch niet geheel foutloos geblogd met een d.

Ik loop als een soort stagiair sinds enkele maanden mee met taallessen voor allochtonen. Ook zij moeten gaan geloven aan 't kofschip dan wel 't fokschaap. Maar de docent aldaar heeft een Engels equivalent gevonden voor deze voor hen moeilijk te onthouden ezelsbruggetjes: softketchup! Dat is weliswaar met dubbel t en dus minder mooi gevonden, maar het werkt wel. Zachte ketchup voor zwakke werkwoorden met een t.

Zo wordt taal zeg maar helemaal mijn ding...

zaterdag 17 april 2010

paaseitjes!











We schrijven zaterdag 17 april en wij Pollen eten nog steeds paaseitjes.
Dat wordt wel eens vreemd gevonden, merken wij.
Men redeneert dan:

Paaseitjes? Nu nog?

Ja, nu nog. Trouwens: hoezo nu nog? Het is toch net Pasen geweest?

Ja daarom juist. Het is al Pasen geweest. Waarom eet je dan nog steeds paaseitjes?

Kijk, daar zijn we bij waar de kern van het probleem ligt. Blijkbaar moet alles in Nederland tegenwoordig een maand of wat te vroeg. Dan liggen begin september de pepernoten in de supermarkten en vanaf het begin van de veertigdagentijd puilen diezelfde winkels uit van de paaseitjes. Leuk voor de mensen die in die periode willen vasten...Tegen de tijd dat het echt Pasen is geworden heeft de gemiddelde consument al weer de buik al vol van die chocolade- eieren.

En dat is tegen mijn zere been.

Daarom eet ik uit principe geen 'paaseieren' voordat het Pasen is. Niet omdat ik paaseitjes zo bij Pasen vind horen. Maar natuurlijk alleen maar om lekker dwars te liggen. Dat dan weer wel. Maar ook omdat ik mordicus tegen al die vercommercialisering en bijbehorende vervroeging van al die rimram ben.
Trouwens, direct na Tweede Paasdag liggen al die dure chocolade-eitjes voor half geld of minder in de winkel. Mijn principe wordt zodoende ook nog eens dik beloond!

Burps.

donderdag 15 april 2010

Een week niet geblogt is een week niet geleefd?










Een week lang niet geblogt!

Hoe voelt dat?

Dat voelt goed, eerlijk gezegd.

Ik ben het van harte eens met medeblogster HELMA dat het ook snel een farce wordt, dat bloggen. Altijd maar even iets verzinnen om maar mee te komen met de rest, tja, ik ben Fokke of Sukke niet....
Daarom hierbij de belofte: ik blog alleen als ik iets te melden heb wat ik de moeite waard vind. En ik blog alleen als ik er echt de tijd voor heb (en mijn Purperpol er niet de hele tijd achter zit).
En anders is het dus maar even een dag of een week stil. Lekker rustig.

vrijdag 9 april 2010

BOEKENTIP 4: TOBIE LOLNESS

Tobie Lolness op de vlucht
Timothée de Fombelle
Uitgeverij Querido
Prijs: € 16,95 – 347 pagina’s

Leeftijd: 10+


Er zit maar een echt nadeel aan deze dikke jeugdroman en dat is het open einde. De meeste lezers houden daar niet van en ook uw recensent schaart zich daarbij. Voor de rest valt er heel veel te genieten aan dit fantasyverhaal dat bij vlagen spannend, romantisch en filosofisch is en handelt over een jongen van dertien. Deze Tobie maakt deel uit van een boomvolk dat een reuzeneik bewoont en is slechts anderhalve millimeter lang. Die boom is zijn hele wereld en het leven daarin vertoont veel trekjes van onze wereld. Door geldzucht en machtswellust van enkele kwaadwillenden die alle anderen in een angstgreep houden dreigt de boom het loodje te leggen. Tobie’s vader is professor en bepaald niet bang. Omdat hij zijn kennis en vindingen niet wil laten gebruiken door de nietsontziende projectontwikkelaar Jo Mitch wordt hij verbannen naar het onderste en minst aantrekkelijke deel van de boom. Na allerlei avonturen en verwikkelingen volgt gevangenneming en zelfs een ter dood veroordeling van de prof en zijn vrouw. Tobie weet door slimmigheden en listen zijn ouders te redden, beleeft daarbij spannende avonturen en raakt ernstig bevriend met een heel bijzonder meisje. Dat hij dat meisje aan het eind van het boek (nog) niet in zijn armen sluit is eigenlijk onvergeeflijk. Maar is er hoop: in Frankrijk is al een vervolg uitgekomen. Vooral geschikt voor leesgrage kinderen die snakken naar een lekkere dikke pil.



Tobie Lolness – De ogen van Elisha

Timothée de Fombelle schreef dit vervolg op het eerste deel dat ik eerder lovend besprak. Opnieuw valt er veel te genieten voor liefhebbers van fantasy en krijgen we weer een meeslepend verhaal voorgeschoteld dat zowel door jongens als meisjes kan worden gewaardeerd. Prachtig geschreven en knap vertaald. Natuurbeschrijvingen, spanning, romantiek, een vleugje humor, rake karakteruitwerkingen, een fraai verpakte boodschap over normen en waarden en veel sfeervolle gewassen pentekeningen in een lekkere dikke pil. Opnieuw een grote aanrader. Uitgeverij Querido - € 16,95 – 378 pagina’s – leeftijd: 10+

deze recensies stonden eerder in Aan de Hand - christelijk opvoedmagazine -
www.aandehand.nl/

donderdag 8 april 2010

COLUMN ACHT: DE AUTOMAAT











(deze column is zes jaar geleden geschreven...)

Onze Luuk van zes kreeg een vriendje te spelen. Zoonlief had een piepklein papieren vliegtuigje gevouwen en liet dat aan het inmiddels gearriveerde vriendje zien. Het vliegtuigje vloog natuurlijk voor geen meter, maar Luuk was maar wát trots op zijn zelfgevouwen speeltje. Maar het vriendje had ook iets bij zich. Eenmaal binnen haalde het ventje een enorme en aan alle kanten met toeters en bellen opgetuigde auto uit een plastic zak en zette hem op de vloer. Vervolgens drukte hij ergens een knop in en nu ging het opgedirkte voertuig volautomatisch en tegelijkertijd rijden, portieren openen en sluiten, lampen laten knipperen en (o gruwel) een schallende discodreun laten horen!
Luuk stond eventjes stomverbaasd te kijken naar dit grof geweld en ik krabde me eventjes achter de oren. Het verschil tussen het volmaakt onschuldige, zelf gevouwen vliegtuigje van Luuk en de grofstoffelijke verschijningsvorm van deze gewelddadige lawaaimachine deed me denken aan het verschil tussen de lieve kleine David en die nare reus Goliath.
Ik voelde welgemeende haatgevoelens opkomen voor deze kleine gast met zijn ellendige herrieapparaat. Opzouten met die herrie, ging er door mij heen, maar daar liet ik natuurlijk niets van merken. ‘Mooi hoor,’ prees ik het joch integendeel, nadat ik even geslikt had en de liefde van God mijn eigen boosheid liet passeren. Liefde overwint de haat, dat wel. Maar dat het blijkbaar ook ten koste moest gaan van mijn gevoelsleven deed me flink zeer. Die bak herrie walste figuurlijk dwars over mijn fijnbesnaarde en overgevoelige tenen heen.
Later die middag vertelde het ventje vol trots dat hij deze superauto van zijn oma had gekregen en dat hij wel € 60,-- had gekost.
Tja. Zestig euro voor een auto waar je niet mee kunt spelen.

Arme jongen. Arme oma. Arme mensheid…

Deze column is eerder gepubliceerd in Aan de Hand, christelijk opvoedmagazine. www.aandehand.nl

woensdag 7 april 2010

Suikerzakjes













Ik dank de dames die mijn blog lezen en er zelfs op reageerden hartelijk voor de tips die ze me aan de hand (hé, Aan de Hand!) deden over de suikerzakjes. Ik ga de tip van Pien (knip een klein hoekje af en schud daar alle suiker door in het potje) zeker gebruiken. Dat ik daar trouwens zelf niet opkwam…. Soms heb je blijkbaar toch een ander nodig die dit soort simpele oplossingen even influistert.

Kan dat trouwens? Digitaal influisteren? Eigenlijk niet, hè? Elke verandering van stem, gedempt dan wel luid spreken, ironische toon in je betoog, twijfel in je stem, dreigende taal of juist poeslievige vleierijen, al dat soort zaken kan je niet over de brug krijgen als je achter je toetsenbordje zit. Jammer is dat. Om dat gemis enigszins goed te maken, zijn er honderden smileys bedacht. Maar die halen het niet bij de menselijke stem. Op geen stukken na niet.

Ach, dat doet me opeens denken aan de stem van mijn oude, inmiddels lang overleden tante Lies uit Klaaswaal (dat ligt in de Hoekse Waard), die het bij geval een keer had over het bestaan van

soikerlois ois.

Mijn broer en ik hebben die uitdrukking direct daarna vleugels gegeven door die te pas en te onpas te herhalen. We kwamen niet meer bij, zo grappig vonden we het toen.

Soikerlois ois. Nee, daar kan geen suikerzakje tegenop.
 


maandag 5 april 2010

Over elven en de twaalf











Al weken lang blijft het aantal volgers van dit blog steken op het getal elf. Niet erg, want daarbij bevind ik mij in goed gezelschap. Eerder in de geschiedenis bleef het uiteindelijk bij elf terwijl het er twaalf hadden moeten zijn. Nee, ik lijd niet aan grootheidswaanzin en zou mij niet in de huid van de Meester van de elf trouwe volgelingen willen wanen, maar ik moest er wel even aan denken. Die gedachte werd ongetwijfeld versterkt door een song van de onvolprezen Larry Norman (waarlijk: God hebbe zijn ziel) die met de heerlijke rocker Twelve Good Men letterlijk de toon zette in de muzikale archiefafdeling van mijn brein.

Die song begint zo:

“I need twelve good men, I can only find eleven.”

En omdat de rest van de tekst weliswaar geen hoogstaande poëzie is, maar wel waard om gelezen te worden, doe ik de rest er ook maar bij:

I need twelve good men, I can only find eleven.
And there are six young lions,
I'm still waiting for number seven.
I may be living down here on earth,
But I am living for heaven.


I got a woman I'm in love with,
There's no need to say her name.
And no matter what happens, baby,
I'm gonna love you just the same.
Your love is like seeing an angel from heaven
Love is so hard to explain.


I got this black leather jacket,
The one I've had through all my youth,
I got these dark sunglasses,
I feel just like William Booth.
Don't ask me nothin' about nothin'
I just might tell you the thruth.

Ja, dat laatste is natuurlijk gejat van Bob Dylan, in wiens schoenen ik liever ook niet sta, al is het om heel andere redenen. Wel gek, want vroeger wilde ik dat maar wat graag. Maar ja, zelfs een Heer van Stand wordt volwassen. Al gaat dat heel langzaam mensen. Sjonge wat gaat dat langzaam.





zondag 4 april 2010

Paasboodschap







Wees geen ei.
Blijf geen kuiken.
Hoedt u voor hazen en andere dwazen.
Maar volg de Herder
en blijf heel nederig zijn geliefd kuddedier…

 

En verder nog dit.
Vandaag las ik in dagblad Trouw:

“De opstanding is niet waar omdat het in de Bijbel staat, het staat in de Bijbel omdat het waar is.”

zaterdag 3 april 2010

Goede Zaterdag

Gisteren is de kogel figuurlijk "door de kerk" gegaan.

Er viel letterlijk één dode.

Vervang het woord 'viel' hier door 'hing'...

Met gepaste stilte herdenken wij vandaag dit Slachtoffer.

vrijdag 2 april 2010

Stille Vrijdag

Hoe komt het toch dat tijdens de Kerstdagen alle kerken bomvol zitten, maar je op Goede Vrijdag een kogel door de kerk kunt schieten zonder iemand te raken?

donderdag 1 april 2010

Wij blijven katholiek













Ik lees vandaag in de krant over een initiatief van een aantal katholieken die in een open brief hun bezorgdheid hebben geuit over de wantoestanden in hun kerkafdeling en daarnaast ook schrijven over hun drijfveer om bij de door schandalen geplaagde kerk te willen blijven.

Meer dan honderd katholieken hebben de brief ondertekend. Er is ook een website in de lucht gegaan: wijblijvenkatholiek.nl. Hierop wordt beargumenteerd waarom de oprichters katholiek willen blijven. Ik citeer:

 
“Wij denken aan de zorg van katholieken wereldwijd voor ouderen, rouwenden, verslaafden en gevangenen, mensen zonder werk en vluchtelingen.”

Dat klinkt mooi. Maar toch mis ik iets. Of liever gezegd: iemand. Ik mis het noemen van de naam van de stichter en eigenaar van de kerk. Ik mis het Hoofd van het Lichaam van Christus als eerste motivatie om niet weg te lopen. Al is de katholieke kerk natuurlijk niet hetzelfde als dé kerk, al vindt zij zelf nog steeds van wel: zij is slechts een (aanzienlijk) onderdeel daarvan.

Wat zou ik hebben gezegd als ik rooms-katholiek was? Ik denk toch dat ik zou beginnen met Christus. Dat is voor mij namelijk ook precies de reden waarom ik sowieso bij de kerk ben gebleven. Niets anders dan dat. Niet om de fijne mensen die er bijzitten. Ook al is dat soms best het geval. Niet omdat ik het altijd zo fijn vind om er naar toe te gaan. Ook al kom ik vaak gelouterd thuis. Niet omdat de kerk zo’n goed platform is om hulp te bieden aan de naaste, dat kan ook op andere wijzen worden georganiseerd.

Nee, er is slechts één reden waarom ik kerkelijk ben: dat is omdat Jezus Christus zijn kerk heeft gesticht, heeft liefgehad, dat nog steeds doet en zal blijven doen tot aan de voltooiing van zijn koninkrijk in de hemel. Tot die tijd heeft hij zijn eigen lichaam lief en zal dat willen gebruiken om zijn koninkrijk te bouwen. Dwars door elk menselijk falen heen. Ook dat van mij. Daarom blijf ook ik katholiek. Al is het dan niet rooms….