zaterdag 31 juli 2010

Het einde van het geloof

De secularisatie is de laatste tijd sterk toegenomen in Nederland. Het eens zo fiere geloof is als een plumpudding ingezakt en weggeëbd in het putje van ons zielenleven. Merkwaardig toch hoe een samenbindende factor als religie een land zo in zijn greep kan houden, maar na de ontgoocheling van de volgelingen over het teleurstellende resultaat van hun godheid, hetzelfde land weer net zo gemakkelijk kan laten overgaan tot de orde van de dag. Wat een deceptie. Zo zie je maar, wie hoog staat kan laag vallen.

Zag je een maand geleden nog honderdduizenden, nee: miljoenen mensen meedoen met de waan van de dag nu is er nog een enkeling (noem het een godsdienstwaanzinnige, iemand met een relitic) die nog een oranje vlag aan het huis heeft laten hangen of zo'n beessie van de supermarkt in zijn auto heeft laten zitten. Wellicht uit sentiment naar vroegere en betere tijden, toen we er nog allemaal in wilden en konden geloven en toen het geloof sterk in de lift zat.
Geloof is een wankele zaak zo blijkt wel weer, want wie geeft je de garantie dat je bij de winnaar behoort? Niemand. En als dan achteraf ook nog blijkt dat de door jou bejubelde godenzonen zich en masse schuldig hebben gemaakt aan misbruik in de vorm van aanranding van de tegenstanders is de afgang compleet. Het geloof heeft afgedaan, er is een leegte ontstaan en wie zal die kunnen vullen?

Psalm 118:

8 Beter te schuilen bij de HEER
dan te vertrouwen op mensen.
9 Beter te schuilen bij de HEER
dan te vertrouwen op mannen met macht.

woensdag 28 juli 2010

COLUMN TWAALF: WAT TELT?

Niet of mijn kinderen het zo goed doen op school. Niet of ik zo'n goede vader voor ze ben. Niet of we in een betere buurt wonen. Niet of ik nooit driftig word. Niet of mijn kinderen sociaal sterk zijn. Niet of ze een abonnement op de Donald Duck hebben. Niet of ze u tegen mij moeten zeggen. Niet of ze nooit ziek, zwak of misselijk zijn. Niet of ze veel vriendjes hebben. Niet of ik elke dag verhaaltjes voorlees of vertel. Niet of ik al genoeg spaargeld opzij heb gelegd voor hun studiejaren. Niet of ze elke dag twee keer fruit eten. Niet of ze ieder hun eigen kamer hebben. Niet of ze wel weten dat naar school gaan belangrijk is. Niet of hun vader werk heeft. Niet of hun moeder ziek is. Niet of elke dag de zon schijnt. Niet of ze hun schoenen hebben gepoetst. Niet of gehoorzaam zijn. Niet of ze erg handig zijn. Niet tot hoelaat ze mogen opblijven. Niet of ze een zwemdiploma hebben. Niet of ze als twee druppels water op mij lijken (och heden nee). Niet of ze alle bijbelboeken in chronologische volgorde kunnen opzeggen. Niet of ze van U2 of K3 houden. Niet of ze ze allemaal op een rijtje hebben. Niet of hun vader goed kan klussen en hun moeder goed kan kussen. Niet of ze nooit bang zijn voor spoken. Niet of ze goed kunnen stilzitten in de kerk. Niet of ik geabonneerd ben op Aan de Hand (al helpt dat ergens soms best wel misschien een beetje).

Wel dat ze kinderen zijn van de Allerhoogste en liefdevolle God en dat Hij het goed met ze maakt. Dat telt.

(Deze column werd eerder gepubliceerd in het christelijke opvoedmagazine Aan de Hand. http://www.aandehand.nl/ )

zondag 25 juli 2010

Natuursteen versus beton








Purperpol en ik zijn tijdens onze vakantie best te vinden voor een bezoekje aan een fraaie stad. Daar kunnen de bouwwerken ons niet oud genoeg zijn. We houden namelijk wel van fraaie geveltjes, romantische hofjes en gebrandschilderde kerkramen. Brugge bleek zelfs nog mooier dan Amsterdam. Of in ieder geval een stuk kleiner en rustiger. Dat laatste was in het naburige Damme nog meer het geval. Klein en dus prettig overzichtelijk en daarmee snel te doen: we waren er met een uurtje of wat mooi mee klaar. Alleen het verkeer dat over de eeuwenoude kinderkopjes (annex kasseien) reed was zo oorverdovend dat we als vanzelf de winkeltjes en de horeca in werden gedreven. Nen hendige verkooptruc, zunne!

Maar terwijl wij volwassen als vanzelf de mooiste bouwwerken plegen te bewonderen neigt ons nakroost tot alle kwaad. Zij zoeken de meest afschuwelijke betonnen kolossen op die her en der in het landschap staan te vloeken en onder de verzamelnaam bunkers door het leven gaan. Of juist alle leven uit het landschap zuigen. Onze mini-militairen smullen van alles wat ook maar enigszins te maken heeft met het Militaire. Het voelt als een straf. Onze Haute Culture tegenover hun harde beton en staal. Zoals ook in de keuken: onze Fines Herbes tegenover hun vette worsten en platte frieten. Waar hebben ze het vandaan? En belangrijker: komt het ooit nog goed?
Ik durf het bijna niet te hopen, maar geloof er toch nog in. Ik was vroeger namelijk ook totaal niet geïnteresseerd in ouwe meuk en liflafjes. O help, daar hebben ze het dus vandaan. Het zit gewoon in de genen! Hoe vreselijk is dit alles. Maar moet je me nu zien. Ik ben een fijnbesnaard kunstminnaar en een fijnproevende Bourgondiër geworden. Markies de Canteclaer is er niets bij. Is dat dan wat volwassen worden heet? Gelukkig schreef de Prediker al dat de dagen van onze jeugd snel henen vlieden. Hopelijk geldt dat dan ook voor onze jeugd, als men begrijpt wat ik bedoel...



Naschrift: De onthutsende actualiteit heeft de inhoud van dit blogje al weer ingehaald. Elias kwam zojuist vol enthousiasme thuis van de hobbywinkel met de bouwdoos AT/AA Bunker World War II schaal 1:72. Ik citeer de korte conversatie met zijn broer:

"Zo Elias, dat is een mooie bunker."

"Ja, het is echt een schitterend ding. Hij kostte wel vijftien euro, maar dan heb je ook wat."

Dan heb je ook wat, hij zei het echt. Ik kreeg sterk de neiging om mijzelf terug te trekken in mijn eigen bunker teneinde daar stilletjes wat voor mij uit te gaan zitten schreien. Ach ja, een Heer van Stand gaat soms zijn eigen eenzame weg. Al is die wel hard.

donderdag 22 juli 2010

Geneuzel over een neuzelaar (5 en slot)

In 1979 werd via het geruchtencircuit steeds duidelijker dat Dylan christen was geworden.
Veel fans die allerlei eerdere wendingen van Dylan nog wel voor lief hadden kunnen nemen, haakten nu alsnog af. Dylan als Jezusfreak?
Was dit de man de popmuziek hersens had gegeven? Was dit de man die zei dat hij chaos accepteerde? Was dit de componist van Desolation Row? Had Dylan zichzelf nu alsnog overleverd aan de Super Clean Dream Machine? Aan de rechts-orthodoxe Silent Majority met zijn kille wetjes en regeltjes? Was hij kortom nu helemaal van de ratten besnuffeld geraakt?

Tja. Wat Dylan ook doet, het is niet gauw goed. En niet alleen hij. Het liefst zien we al onze pophelden niet, nee nooit meer veranderen. Dylan moet dan voor altijd 'protestzanger' en 'de stem van zijn generatie' blijven. Louter en alleen omdat hij dat ooit zou zijn geweest. Meestal omdat een journalist om een labeltje verlegen zat trouwens, maargoed. Maar Dylan schrijft songs voor zichzelf en grotendeels ook over zichzelf. Altijd al gedaan. Dat is tenminste één ding dat nooit zal veranderen. Dat betekent dat als hij het leven leidt van een folkbeatnik hij ook zulke songs zal schrijven. En als hij een druggebruikende chaoot is er dito songs zullen ontstaan. Laat mij uw lied horen en ik zal zeggen wie u bent. Dat kun je niet van Tom Jones en Engelbert Humperdinck zeggen, maar wel van Dylan.
Dus als Dylan ergens eind 1978 weer eens aan het einde van zijn Latijn is en hij een levensveranderende ervaring met Jezus Christus heeft ("He was present in my room") zingt hij daarover.

En wat ik daarvan vond?
Met schaamte moet ik bekennen dat ik het nieuws eerst niet eens kon geloven. En dat terwijl ik een paar jaar daarvoor mijzelf N.B. ook tot Christus had bekeerd. Het nieuws was blijkbaar te mooi om waar te zijn. Maar toen er een welluidend bewijs kwam in de vorm van de elpee Slow Train Coming ging ik helemaal uit mijn dak. Niet alleen was de hele plaat doordrenkt van Dylans nieuwgewonnen geloof, maar ook de muziek was helemaal prachtig. Een verrukkelijke mix van rhymth & blues en gospelrock met daaroverheen de snerende stem van Dylan die de luisteraar voor de keuze stelt: wie ga je dienen: de duivel of de Heer? Lekker radicaal, precies zoals ik wilde hebben. Nee, in tegenstelling tot honderdduizenden andere fans was ik erg blij met Dylans laatste 'move' in de richting van the Jesusmovement.

Overigens, alle fans die niets moesten hebben van Dylans 'religieuze tik' hadden daarvoor toch ook wel wat strontjes in de ogen gehad, vind ik. Vanaf de eerste elpee was duidelijk dat Dylan op zijn minst 'iets' had met het joods-christelijke denken. Een eindeloze reeks songs en songteksten kunnen opgelepeld worden om dit te bewijzen. Midden jaren zestig vroeg een charmante journaliste van Dylans eigen leeftijd of hij de Bijbel had gelezen. 'Duidelijk in verlegenheid gebracht antwoordde onze krullenkop schuchter: "Well, I've glanced through it." Dat was gejokt. Dylan had alles met de Bijbel, en hij citeerde die ook vrijelijk in zijn liedjes al had hij tot dan toe nog niet de auteur ervan ontmoet.

Hoe ging het verder met de christelijke Dylan? Na nog een à twee 'christelijke' elpees te hebben gemaakt werden de teksten daarna weer minder expliciet en konden de fans van weleer weer 'opgelucht ademhalen'. Dylan was weer terug in hun kamp. Vonden ze. Omgekeerd evenredig begonnen veel evangelische christenen van de weersomstuit te twijfelen aan Dylans geloof. Ik heb legio keren de vraag naar mijn hoofd geslingerd gekregen: 'Die Dylan, geloof ie eigenlijk nog wel?'

Dylan zelf gaf daar in een interview zelf een keer op meesterlijke wijze antwoord op. Desgevraagd antwoordde hij:

'Deze mensen maken zich drukker over mijn geloof dan over hun eigen geloof.'

Ik had het zelf niet beter kunnen zeggen. Alsof een christen alleen maar liedjes over zijn geloof mag maken, en dat geloof anders niet meer zou deugen. Dat is ook een vorm van armoede. Nee, het is gelukkig veel mooier. Ik geef een voorbeeld: Een alcoholist heeft alleen de kroeg, maar niet de kerk. Een christen heeft de kerk, maar ook de kroeg, want een christen is vrij.

En verder hoeft van mijn part niemand Dylan 'te volgen'. Zo'n bijzonder mens is hij nu ook weer niet. Net zo'n zondaar als iedereen hoor. Hij kan het alleen mooi brengen. Erg mooi wel. Maar als je een bijzonder mens zoekt, weet ik wel een betere... Maar dat is dan voorbij het geneuzel en daarom is mijn geneuzel over deze neuzelaar hierbij voorlopig voorbij.

dinsdag 20 juli 2010

Geneuzel over een neuzelaar (4)

Dolgraag wilde ik erbij zijn, bij dat eerste Dylanconcert op Nederlandse bodem op 23 juni 1978. Maar hoe kwam ik aan kaartjes? En wie wilde mee? Gelukkig had ik een vriend en klasmaat waarmee ik samen op de Pedagogische Akademie in Doetinchem zat. Hij had, net als ik, de juiste haarlengte en de bijpassende attitude. Alfred was oké. Hij hield zelfs net als ik van folk. Maar wat nu even belangrijker was: Alfred had kaarten, of beter gezegd zijn Achterhoekse vrienden hadden kaarten en hij mocht mee. Hij wel. Ik baalde stevig, maar zag het concert al aan me voorbijgegaan.

Maar toen. Toen belde vriend Alfred opeens op om te vertellen dat ze toch nog een kaartje over hadden. Er was blijkbaar iemand uitgevallen. Yes, yes, yes! Man, wat was ik blij.
En zo kwam er een Achterhoekse stationcar voorrijden in Arnhem en mocht ik met een stel onbekenden én Alfred mee naar de Kuip. Daar zou o.a. Eric Clapton in het voorprogramma staan.
We hadden veldkaarten en mijn grote broer was met zijn toenmalige vriendin ook ergens op de tribune aanwezig. Later vertelde hij me dat hij Clapton beter had gevonden dan Dylan. Van je familie moet je het maar hebben.

Voor de jonge lezertjes van dit blog is het goed om uit te leggen dat in 1978 nog nergens videowalls en megabeamers en dergelijke bestonden. Dat betekende dat je bij een stadionconcert vooral aanwezig was, wat verwaaide muziek hoorde, die even buiten het stadion net zo hard (of zo zacht) klonk als daarbinnen en in de verte wat mannetjes op een podium aan het werk kon zien. Ik kan me niet herinneren dat iemand van ons gezelschap een verrekijker had meegenomen, maar die was beslist geen overbodige luxe geweest.

Hoe ik het concert vond? Mm. Eigenlijk viel het me een beetje tegen. Ik had namelijk de Dylan verwacht zoals ik die op tv had gezien met al die hoofddoekjes tijdens de Rolling Thunder Revue. Maar die tour was twee jaar eerder al gestopt en Dylan was nu bezig met een heel andere show. Later is die tour the Alimony Tour gedoopt, omdat Dylan naar verluid een bom duiten moest verdienen om zijn alimentatie te kunnen betalen na de recente scheiden van zijn vrouw Sara.
Later ben ik de sound van die toernee veel meer gaan waarderen en nu is de lp/cd Bob Dylan at Budokan uit datzelfde jaar een van mijn lievelings liveplaten van Dylan.

Wat ik me nog wel goed kan herinneren is mijn verbazing over een aantal zaken die weinig met Dylan zelf hadden te maken. Ten eerste was dat het mannenpishok van de Kuip waar ik ook even heen moest. Een kale betonnen bunker waar je ergens in het donker te midden van je plassende sexegenoten lukraak tegen een muur aan moest zeiken. Ik schrijf het niet mooier op dan het was. Verder waren er de pizzaschijven die voor een topbedrag werden verhandeld omdat het festijn met vier acts zolang duurde dat iedereen op enig moment wel even trek kreeg. Ik beliefde in die tijd nog geen pizza's en dat was maar goed ook hoorde ik om mij heen. Niet te vreten waren die dingen. Liever leed ik dan nog honger.
Wat ik ook hoorde is dat een van de Achterhoekers uit ons gezelschap vanuit het middenveld ook even wat te eten was gaan halen en prompt de weg niet meer kon terugvinden naar onze veldplek. Zo'n boerenjongen in de grote Kuip ook... Hij was toen na afloop van het concert maar zelfstandig naar Rotterdam-centrum gelopen om daar de nacht door te brengen op straat. Zo hoorde ik achteraf.

Gek dat juist deze dingen je bij blijven. Maar goed. Hoe dan ook: ik had De Grote Dylan gezien. Min of meer. Ik was erbij geweest. Bij het eerste Kuipconcert ooit. Bij de Grand Finale van de Hippiedagen van Nederland. De punkbeweging was toentertijd op zijn hoogtepunt dus was de immer hippe muziekkrant OOR dan ook genadeloos in zijn commentaar. Dylan was natuurlijk de oude hippie die jaren na zijn gloriedagen nog even snel kwam cashen, zoiets.
Datzelfde blad zou ruim een jaar later helemaal achteroverslaan toen bekend werd dat Dylan christen was geworden. Say what???

(wordt vervolgd)

zaterdag 17 juli 2010

Geneuzel over een neuzelaar (3)













Ik had u beloofd om te vertellen hoe ik een Dylanhater werd.

Dylanhater word je als je als veertienjarige tiener rond een uur of 22.00 uur probeert in slaap te komen op een doordeweekse dag in 1972 en tegelijkertijd je grote broer in de aangrenzende slaapkamer eindeloze diepgaande filosofische, levensbeschouwelijke en religieuze gesprekken heeft met zijn toenmalige vriendin waarmee hij niet alleen het Gereformeerde geloof (of wat we daar zelf zo bij hadden gedacht) deelde maar ook de studie op de sociale akademie De Horst in Driebergen. Dé soundtrack voor dit soort gesprekken onder dit soort jongeren was in dat jaar ongetwijfeld de elpee Bob Dylan's Greatest Hits. Ik heb het geweten en ik weet het nog steeds. Wat me vooral negatief trof waren de in mijn oren eindeloze ballades op die elpee. Het gedrein van die man bleef maar doorgaan. Het kwam neer op een onverantwoorde portie geneuzel, gezaag en gezeurzak, zo klonk het althans zo'n beetje in mijn verwende tienerjongensoortjes.

Nou oké, er waren precies twee songs die ik wel kon pruimen. Dat waren Subterrenean Homesick Blues en Maggie's Farm. De eerste omdat ie lekker rockte en lekker nergens over ging en de tweede omdat ie lekker rockte en de tekst vrij gemakkelijk was te volgen, een unicum voor Dylan. Die tekst kwam er zo'n beetje op neer dat Dylan het vertikte om nog langer te werken voor de Grote Baas. De manier waarop hij het zong was zowel vol van 'protest' als van humor. En dat overtuigde mijn zinderende zieltje.

Enige jaren later was ik een jaar of zeventien, achttien en kon ik met goed fatsoen niet meer om Dylan heen. Als je ook maar een beetje links en langharig en anti-establishment en alternatief en 'underground' en provo en ga zo maar door wilde zijn, moest je iets met Dylan hebben. Desnoods alleen 'de oude Dylan': dat kon naar keuze en smaak de akoestische Dylan zijn, of juist weer de elektrische of de Dylan na zijn motorongeluk die rural countryfolk begon te maken. Mocht allemaal.
En wat meer was: Dylan was zo rond 1976 ook weer helemaal terug. Hij had in 1975 zijn volgens vele fans 'beste elpee' gemaakt (Blood On The Tracks) en ging daar een jaar later commercieel nog ruimschoots overheen: Desire uit 1976 betekende zijn eerste nummer 1 hit-elpee. Inclusief de would-be hit Hurricane, een 'ouderwetse' protestsong over een bokser die onterecht een jarenlange gevangenisstraf moest uitzitten. Dat deze songs ook zo'n negen (!) minuten duurde, daar hoorde je mij niet meer over. Lang leve het swingende geneuzel van de Grote Hippe Bard. Opeens hoorde je Desire op de radio, op de camping en in de kroegen. Neem daarbij ook nog de legendarische Rolling Thunder Revue die ook op de Nederlandse televisie kon worden aanschouwd middels de muziekdocumentaire Hard Rain en je hebt het plaatje compleet. Dylan was (weer) hip en ook ik was op zijn trein gestapt.
Het moest overigens nog wel tot 1978 duren voordat ik zelf zijn Blood On The Tracks aanschafte, maar inmiddels had ik al heel wat 'goeie Dylansongs' op mijn spoelendeck (voor de niet-ingewijden: dat is een bandrecorder) laten draaien. Rainy Day Women, Like A Rolling Stone, I Want You waren allemaal tophits op mijn kamer van drie bij vier. Ik speelde niet alleen luchtgitaar, ik speelde ook Bob Dylantje zelf. Ik vond samen met Bob dat iedereen maar eens flink moest worden gestenigd. Dat zou ze wel leren, al die gesettlede lui boven de dertig. En iedereen onder de dertig kon dan aan de hashies bijvoorbeeld. Ik had daar wat vage ideeën bij. Maakte niet uit, het ging om het idee. Weet je wel.

Intussen was het 1978 geworden en met grote blijdschap werd verkondigd dat De Grote Dylan Naar Nederland Zou Komen. Hij zou optreden in niets minder dan het Feijenoordstadion in mijn eigense geboortestad Rotterdam. De vraag was: zou ik daar bij kunnen zijn? Dat was een goeie vraag.

(wordt vervolgd)

donderdag 8 juli 2010

Geneuzel over een neuzelaar (2)













Ach ja, ik had in mijn vorige blog - dat niemand mag overslaan die hier voor het eerst begint te lezen - ook niet moeten beweren dat je voor Dylan een beetje volwassen moet zijn. Ik had moeten stellen dat ik zelf pas op volwassen leeftijd eindelijk de oren had ontvangen voor Dylans muziek.

Maar zover was het nog niet. Welnee.

Naarmate ik meer puistjes kreeg en ook mijn haren steeds langer en vetter werden (hierbij maar even geen bijpassende foto...) schudde ik alle lievige popdeuntjes af. Het werd tijd voor het ruigere werk. Ik zou een man worden en daar paste dus ook mannelijke muziek bij. Geen Simon & Garfunkel, dat was meidenmuziek. Nee, het moest ruig. De Stones, de Kinks en vooral The Who! Tjonge, die gasten hadden het allemaal. Een geweldige sound, naast harde rock uitstekende en soms heel gevoelige popliedjes inclusief slimme teksten, anti-establishmenthouding, een heuse rockopera die ik nog steeds woordelijk mee kan zingen (ik heb er zelfs beter Engels door geleerd) en een geweldige stage-act. The Who was echt een jongensband. Tot op heden, Purperpol heeft er niets mee.

Wat, naast hun opruiende muziek, ook grote indruk maakte was dit. Na elk optreden in de sixties sloegen drie van de vier bandleden hun complete instrumentarium volkomen aan barrels. Althans, dat dacht ik. Ik weet nog goed dat mijn grote broer dat vertelde zo rond 1966. Belachelijk vond ik dat toen als 9-jarige. Ik bedoel: hoe idioot kun je doen? Later vond ik het allemaal prachtig: wat een statement tegenover de corrupte consumptiemaatschappij! Weer later, heel veel later zelfs, las ik eindelijk de ware toedracht en achtergrond. Het bleek dat gitarist Pete Townsend tijdens een optreden ergens per ongeluk met zijn gitaar in het veel te lage plafond kwam vast te zitten. Townsend moest flink rukken en trekken om zijn Fender Telecaster eruit te krijgen en maakte er toen maar een mooie show van, alsof ie het zo had bedoeld. Nadat zijn 'act' succesvol bleek, werd vooral door hun manager besloten om dit vaker te doen. Na elk optreden bijvoorbeeld. Maar ook dat bleek een mythe. Want pas als men zeker wist dat er een journalist van een krant of blad in de zaal zat, werd alles na het optreden vernield. Anders niet. Veel te duur ook natuurlijk. Maar de geruchten zouden zich terugbetalen, want van sensatie kun je blijkbaar goed leven.

Maar dit blog zou niet over The Who gaan, toch? U heeft gelijk. Ik dwaal weer eens af. Ter zake nu.

Dankzij mijn toenemende onvrede met de maatschappij en grote interesse in de protest- en aanverwante provo-, hippie- en anti-establishmentbewegingen koos ik ook voor popmuziek met dito teksten. Die songs kwamen sowieso al voorbij, dus zo heel bewust was die keuze ook weer niet, maar die teksten pakten me wel. We love you van de Rolling Stones, My Generation van The Who, Dedicated follower of fashion van The Kinks en ook onze eigen Boudewijn de Groot met o.a. Meneer de president waren stuk voor stuk ook grote hits in mijn tienerkamer. En wie kwam daar ook om de hoek kijken? Bob Dylan. Onmisbaar en onvermijdelijk voor een opstandige tiener op zoek naar een soundtrack bij zijn zo zorgvuldig gekoesterde weltschmerz.
En o ja: The Byrds Ada? Die vond ik ook best wel aardig. Toen. Ik had al gauw hun Greatest Hits gekocht. Nu heb ik hun complete oeuvre t/m 1968 en nog wat meer in de kast staan. Heerlijke muziek.

Maar voordat ik een Dylanliefhebber werd, werd ik toch eerst nog even een Dylanhater. Daarover de volgende keer.

(wordt dus vervolgd)

woensdag 7 juli 2010

Geneuzel over een neuzelaar (1)


Waarschuwing! Dit blogje gaat over Bob Dylan.

"Bob Dylan?
Die neuzelaar van ouwe hippieliedjes als Blowin' in the wind?"

"Ja, die ja."

"O, ik dacht die ie al dood was."

Als u een dergelijke gedachte als bovenstaande voelt opkomen, raad ik u aan om beslist niet verder te lezen. Niets zo erg als iemand die Dylan 'wel aardig' vindt. Geef mij maar koud of heet. Love him or leave him, dat werk. Maar wie van z'n vooroordelen af wil raken (Bob Dylan was een protestzanger of een hippie of beide en hij is natuurlijk allang geen christen meer) raad ik aan verder en verder te lezen.

Maar waar was ik?

Hier. Ik wil puur voor mijn eigen lol het wijdewereldweb eens laten meegenieten van mijn avonturen, belevenissen en wetenswaardigheden met Mr. Grumpiness of His Bobness zoals de inmiddels 69-jarige joodse songwriter en uitvoerend artiest veelal wordt genoemd.
Dus wie daar niet aan wil, moet snel wegwezen, anders raak ie nog bekeerd tot de ware Muze. Ha! Voor minder doen we het hier niet!

Alle fans van Marco Borsato of Coldplay afgehaakt?

Mooi.

Laat ik dan maar bij het begin beginnen. Wel zo handig. Helemaal bij het begin dan maar. (Weet ik tenminste zeker dat mijn eigen Purperpol ook afhaakt...).

Begin jaren zeventig was ik een opkomende puber met dito puisten, die voorzichtig aan de popmuziek begon te ruiken. Snif, snif, mmm lekker. Let wel jongelui: popmuziek was in die tijd niet iets waar je vanaf kleuterleeftijd mee bezig kon zijn. K3 en consorten bestonden nog niet. Nee, popmuziek was voor teenagers (een term uit de sixties) c.q. voor tieners (een term uit de seventies) c.q. voor pubers (de term uit de jaren negentig en nul, vroeger bijna een scheldwoord). Dat ik ongeveer vanaf mijn dertiende trouw elke vrijdag de nieuwe Top 40, die wekelijks op papier werd uitgegeven, bij de platenzaak ging halen was dus niks te laat. Dat deed iedere echte liefhebber van popmuziek.

Aanvankelijk liep ik nog braaf in het gelid van de maatschappij en schafte ik keurige en verantwoorde popmuziekjes op single aan. Welke dan? wilt u nu natuurlijk weten. Want zo bent u: altijd even nieuwsgierig. Welnu, laat ik u maar te vriend houden en toch wat namen noemen, die u dan direct op youtube kunt gaan checken. Want enig veldwerk kan geen kwaad.

Denk aan:

El Condor Pasa van Simon & Garfunkel
To My Father's House van de Les Humphries Singers
Take to the mountains van Richard Barnes (Richard wie?)

Ja, zo erg was het, ik kan mezelf ook niet meer mooier maken dan ik was.

Maar het kwam goed.

Via mijn inmiddels tamelijk langharige zes jaar oudere broer leerde ik andere namen. Heel andere namen...
Die namen van dat langharig tuig en de namen van hun songs had ik wel eerder gehoord in mijn lagere schooltijd toen die muziek heftig tekeer ging vanaf het pickupje van mijn broer, maar nogmaals: popmuziek (toen zelfs nog beatmuziek geheten) was voor tieners en ik vond er eigenlijk ook allemaal niet zoveel aan. Ergens gaf ik mijn vader nog gelijk ook wanneer hij beweerde dat het allemaal 'kattengejammer' was. Het kon me niet echt boeien. Gaf mij maar de Thunderbirds. Veel opwindender.

Maar blijkbaar groeiden mijn oren met de rest van mijn lichaam mee en draaiden hun bijbehorende schelpen langzaam maar zeker in de richting van de rock 'n' roll. Eenmaal een jaar of 14 geworden werd ik ernstig besmet door het popvirus en schafte ik steeds progressievere pop aan. Golden Earring was de eerste echte LP die ik kocht en daar stond onder andere de nummer één hit Back Home op. Prachtig vond ik het, het smaakte naar meer. En zo ontdekte ik al snel (opnieuw) de Beatles, de Stones, de Kinks, de Byrds en The Who. Eigenlijk vond ik veel muziek uit de sixties nog mooier dan de toenmalig nieuwe muziek. En tot mijn groot verdriet stonden de top 40 lijsten steeds vaker vol met papmuziek als Middle of the Road, The Sweet, Slade, Mud om nog maar te zwijgen van Nederlandse formaties als Corrie en de Rekels en Vader Abraham. Huilen was voor hen met recht te laat.

(wordt vervolgd)

Wordt vervolgd? Maar nu heeft u nog helemaal niets over Dylan gelezen! Klopt, maar die was ook nog niet in zicht. Voor Dylan moet je namelijk een beetje volwassen zijn. U begrijpt, dat duurde nog even.
Had ik dus helemaal niet hoeven te waarschuwen bovenaan dit blog. Och, wat dom van me. Dan nu maar even een correctie, als mosterd na de maaltijd:

Geruststelling! Dit blogje ging niet over Bob Dylan!

maandag 5 juli 2010

Het leed dat huisman wezen heet












Ik ben hier thuis de huisman. Of ik het nu wil of niet. Maar meestal doet dat echt geen pijn. Er zijn best veel zaken die ik redelijk leuk vind aan het huishouden. Zo heb ik, in tegenstelling tot veel andere huismannen en –vrouwen, géén hekel aan boodschappen doen. Sterker: ik ga bijna elke dag even naar de supermarkt. Met de fiets nog wel. Goed voor wat lichaamsbeweging (hoewel, onze letterlijke ‘down town Albert Heijn’ is hiervandaan vier minuten de bult afracen, maar dan wel weer acht minuten zwaar beladen omhoog trappen), en goed voor de schepping die zodoende iets minder wordt vervuild (zeker door onze auto die met zijn vijftien trouwe dienstjaren naast moeders mooiste waarschijnlijk ook niet meer moeders schoonste zal zijn).

Als je elke dag boodschappen doet, kun je de auto gewoon laten staan want alles past dan in de grote fietstassen en het mandje voorop die op onze boodschappenfiets zijn bevestigd. Ja, ik rij een damesfiets als ik boodschappen doe. Niks niet erg, want ik had eerder op dit blog al toegegeven ‘een vrouw’ te zijn. Dat u maar even weet dat u momenteel het blog van een Jan Hen leest. Misschien ga ik mijn blog nog eens Superwatje noemen.

Iets wat ik ook niet erg vind, is de was vouwen. Dat lukt allemaal prima. Wat echter steeds vaker minder goed lukt, is het sorteren naar persoon. Een gezin met vier personen genereert na elke wasbeurt op zijn minst vier stapeltjes. Maar na het debacle met de sokken waarvan ik steevast niet weet welke van wie zijn, geldt dit inmiddels ook voor de korte broeken. En de lange als ik heel eerlijk ben. Maar daar heb ik zelf wat op gevonden. Ik zet met een dikke viltstift gewoon even de naam van de zoon in kwestie in de broek. Niemand die het ziet, maar wel iemand die er garen bij spint. Al vind ik dat laatste niet echt bij het huishouden horen.

Nee, dan zijn zaken als lijn trekken, de kantjes eraf lopen, onder de mat vegen en de plaat poetsen eerder huismannenkarweitjes. Al haalt mijn vrouw er dan altijd weer de bezem overheen…

vrijdag 2 juli 2010

COLUMN ELF: DE ZWEMBADETTER

Wat had ik als kind een hekel aan etters in het zwembad. Zulke bullebakken hadden altijd en hebben nog steeds alles wat ik niet zou willen (hebben): een grote waffel, een overdosis lef, tamelijk foute vrienden, net iets te grote spierballen en een volkomen gebrek aan smaak. Dé persoon dus om met een grote boog omheen te zwemmen. Maar desalniettemin onontkoombaar. Bij geval kwam de etter met een even grote boog waarmee ik om hem heen zwom juist mijn richting op. En heus niet om even samen een baantje te trekken. Zijn credo bestond uit: sarren, treiteren en pesten.
Afgelopen zomer stond ik opnieuw oog in oog met de zwembadetter. En voor het eerst in mijn leven delfde hij het onderspit. Hoofdzakelijk omdat deze treiterkop ongeveer 11 was en ik precies 49. Dat dan weer wel.

In het zwembad spoelden mijn jongens en ik het eerder die dag opgelopen strandzand af door nog even wat te poedelen en te zwemmen. Opeens merkte ik dat Elias problemen had met een ander joch. Ik besloot om eerst maar eens van een afstandje te observeren wat er gaande was. Het joch schopte overduidelijk stennis en duwde met grote kracht telkens water in Elias’ gezicht. Zoonlief probeerde het tij te keren door stevig te zeggen dat hij moest stoppen. Niet echt effectief. De bullebak ging onverstoorbaar door en ik maakte binnen twee tellen een onverantwoorde hoeveelheid adrenaline aan. Ik voelde Elias’ machteloosheid mee vanuit heden en verleden. Ingrijpen dus. Het pestjoch kreeg van mij een Oudtestamentisch koekje van eigen deeg en dat hielp verbluffend snel. Hij draaide zich om en gaf mij een verbaasde blik: ik was duidelijk niet verwacht.

“Hij zei ‘mongool’ tegen mij”, loog de jonge waterverhuizer snel toen ik om opheldering vroeg. Ik werd er nog bozer om. Ik ben namelijk van het type ‘mijn zoon liegt nooit’ want daarover hoef ik zelf ook nooit te liegen. Nadat ik hem stante pede de mantel had uitgeveegd, bleef het ettertje mij van een paar meter afstand wel dertig tellen lang onafgebroken vuil maar machteloos aankijken. Ik keek even vuil maar een stuk minder machteloos terug en zoals een kat dan uiteindelijk zijn kop afwendt, zo deed ook deze waterraddraaier dat met zwaar gekrenkte trots. Ha! Dat voelde goed. En mijn zoons waren ondertussen ook al weer vrolijk en onschuldig aan het zwemmen. Maar ik fantaseerde nog uren daarna dat het joch een vader had waarvan die het allemaal had geleerd…

Deze column is eerder gepubliceerd in het christelijke opvoedblad Aan de Hand - http://www.aandehand.nl/