dinsdag 28 juni 2011

Wordt toch rooms!

Afgelopen weekend hebben Purperpol en ik doorgebracht in Middelburg.

In een bed & breakfast.

Het was, op het nogal natte weer op zaterdag na, heerlijk. We genoten van de hartelijke ontvangst, een heerlijk bed, een ongelooflijk rijk breakfast (met onder andere verse aardbeien én frambozen), het uitzicht op een onwaarschijnlijk grote en groene tuin vanuit de balzaalachtige ontbijtruimte (die wij verder met niemand deelden), vervolgens de snuffelmarkt in het nabije centrum (waar we mijn zwager en schoonzus tegen het lijf liepen), de Drukkery (waar we vervolgens met zijn vieren op de koffie gingen), alle heerlijkheden in de winkel aldaar die ik daarna mocht betasten, besnuffelen en beluisteren (maar natuurlijk niet kopen van mijn vrouw bij wie ik ernstig onder de plak zit), de lekkere lunch in een van de vele lunchrooms in het centrum en later die dag een heerlijk diner in het voortreffelijke restaurant op de Kinderdijk: 't Packhuys.

[Alleen een luidruchtige familie die daar een jubileum vierde en meende dat ze in plaats van het halve het hele restaurant hadden afgehuurd gooide wat figuurlijke roet in ons eten. Bijna hadden wij met onze vorken in een van de billen van de gasten geprikt die letterlijk een decimeter of twee van ons tafeltje met de ruggen naar ons toe luidkeels stonden te converseren en erger. Maar ons eten was gelukkig zó lekker dat wij toch het billetje van het kalf dan wel het borstje van de eend op onze borden prefereerden boven de pronte achterwerken van de arrivée van Middelburg.]

Na een romantische nacht waarbij, als ik u de details zou onthullen wat ik dus maar niet doe, uw eigen echtelijke huwelijksleven maar heel povertjes zou gaan afsteken en het veelgeprezen Hooglied zou verbleken tot een boekje uit de Bouquetreeks, togen wij ter kerke.



Net zo leep als onze kinderen kozen wij voor de rooms-katholieke mis omdat die lekker kort was en wij eenmaal ver van huis het wel aandurven om een ander Godshuis te betreden dan het onze.
Als goede kinderen van de Reformatie bereidden wij ons in stilte voor op een portie onvermijdelijke Mariaverering en andere paapse ketterijen, maar tot onze stomme verbazing bleven die geheel uit. Geen Maria te bekennen! Wel een aantal prachtige liederen die dit keer niet uitblonken in allerlei vaagheden en horizontalisme maar zelfs op enige moment een verlangde Wederkomst aanstipten en ook in alle andere opzichten zongen tot aanbidding van de Allerhoogste in plaats van verering van zijn moeder. Ook had meneer pastoor op deze Sacramentszondag een mooie homilie waarin hij kort citeerde uit een van de prachtige en geloofsversterkende boeken van de Paus die ik een week eerder hier al eh... "besprak". En toen het tijd was voor het geven van de vredegroet van Christus en ik zag hoe men tot ver uit de eigen kerkbank stapte om naar de ander te reiken en die ook werkelijk te ontmoeten, wist ik het zeker. Hier gebeurde iets moois. Daarom gaf ik dit blogbericht de titel die het verdiende en die nog refereert aan de gelijknamige aardige serie die ooit in Trouw stond. Ik kon trouwens ook moeilijk verwijzen naar ons eigen kerkscheurinkje, anders had ik boven dit bericht zoiets moeten zetten als "Wordt toch Nederlands" en dat geeft een bepaald xenofoob beeld dat op haar beurt vervolgens weer een heuse beeldenstorm zou oproepen welke ik nu juist liever niet herhaald zie. (Ja inderdaad, mijn zinnen kennen inmiddels een  Paulinische lengte.)

Ondertussen blijven Purperpol en ik gewoon zitten waar we zaten, want we kunnen niet aan het overstappen blijven, maar we hebben opnieuw ervaren hoe groot Gods kerk is, en/om dat er in elk deel daarvan op zijn minst overblijfselen zijn te vinden van de Weg, de Waarheid en het Leven. En dat is mooi mensen, dat is heel mooi. Daarom eindig ik maar met de volgende algemene oproep, die in zekere zin saillant anders is dan de titel hierboven:

WORDT TOCH KATHOLIEK.

(Wie oren heeft die hoort het.)

maandag 20 juni 2011

Kennis zetelt in uw huis





De paus weet dan misschien niet alles, maar wel veel!

Ik, op mijn beurt, weet dat omdat ik zijn twee boeken (over) "Jezus van Nazareth" heb gekocht en gelezen. U begrijpt: de geest der Schriftgeleerdheid is sindsdien over mij vaardig geworden en ik weet nu - meer nog dan de paus - misschien niet veel, maar wel alles! Daar staat tegenover dat kennis smart vermeerdert, en daarom ben ik door het tot mij nemen van deze overvloed aan Romeinse woorden van Duitse origine van de regen in de drup geraakt. Dat dan weer wel.

Dat de paus veel weet heeft van geestelijke zaken is een geloofsopvatting die ik met velen deel. Maar dat hij, in zijn ongelooflijke wijsheid en diepe inzicht, ook van de alledaagse ja zelfs basale om niet te zeggen banale dingen weet heeft, getuigt het volgende.

De beide boeken van Paus Benedictus XVI

(voor afvallingen,
protestanten,
wangelovigen,
mahommedanen,
heidenen
en andere ketters
onder u:
Joseph Ratzinger)

zijn uitgevoerd in kleuren die opvallend goed passen bij ons meubilair.

Ik geloof nu natuurlijk niet meer in toeval. Dat is iets voor zwakke geesten.

En daarom heeft het dus allemaal zo moeten zijn dat ik deze boeken heb aangeschaft en gelezen.
Soort zoekt soort, al was het maar op kleur, die ik hieronder dan ook maar even beken.

Geen tittel of jota uit het Nieuwe Testament is mij inmiddels nog langer onbekend, zoals u zich kunt indenken. Dus als ulieden vanuit de lekenstand met een theologische kwestie in uw ziel strijdt, een prangende vraag heeft op het geestelijke of anderszins een netelige kwestie wilt bespreken aangaande het hogere, aarzel niet en weet dat uw Heer van Stand nu ook tot aan Farizeïsche hoogten is gestegen. Hij is niettemin bereid uw noodlottige queeste naar het goede licht, de oerbron, het eeuwige, de oorsprong en meer van dat soort zaken te zalven met een enkel, opbeurend woord, waarbij geld geen rol speelt omdat ik er al genoeg van heb, ware het niet dat ik nu net even krap zit.


Zo ziet u maar, je hoeft als moderne Farizeëer helemaal niet meer op de tochtige hoeken van de straten te gaan staan om te pronken met het geloof dat je feitelijk mist. Je begint gewoon een blogspot!


dinsdag 14 juni 2011

Ongelukkig

Al jarenlang vraag ik mijzelf af hoe het toch komt dat ik zo ongelukkig ben.

Soms dacht ik de oorzaak te hebben achterhaald. Maar op zulke momenten wuifde ik zo'n onthutsende gedachte direct weg en suste ik mijn opspelend geweten dat telkens aan de deur van mijn bezwaard gemoed klopte met woorden als:

"Ach nee, dát kan het toch niet zijn?"

Dankzij een kort artikeltje in het gewetensvolle omroepblad waarop wij zijn geabonneerd ben ik erachter gekomen dat mijn sluimerende vermoedens bewaarheid zijn gebleken:

we hebben twee zoons!


Iemand met twee (dus niet vier) dochters die zou willen ruilen....?

zondag 12 juni 2011

Een geest kun je niet eten







Een kind, daar kun je wat mee.

Een kind wekt vertedering op, ontroering zelfs.
Een kind kun je koesteren of verwennen. Een kind is een universeel beeld: iedereen begrijpt het.
En als een feest dat gecentreerd is rond een kind dan ook nog in de donkere wintermaanden valt, weet de commercie wat haar te doen staat.

Een haas, daar kun je ook wel wat mee.

Nieuw leven, kuikentjes, eieren ook.
Voorjaar, lente en vrolijkheid. Vruchtbaarheid desnoods.
Iedereen is er blij mee.
Ook dit is een krachtig en universeel beeld, en - niet onbelangrijk - ook overal voorradig.

Maar dan wordt het Pinksteren. Een vaag feest van een ons onbekende geest. Wat moet je ermee?
De commercie weet zich geen raad meer.
Barstten de winkels rond Pasen, en met Kerst nog meer, uit van de feestartikelen en -voedingswaren, met Pinksteren blijft het leeg. En stil. Oorverdovend stil. Geen zucht van wind te bekennen.

Logisch.
Het is ook maar handel. 
En de kerk? Hoe waait de wind daar?
Helaas, ook daar is het stiller dan gewenst. Wat doen wij eigenlijk met de Geest van hierboven?
Alleen maar geloven dat ie bestaat? 


Of is dat onbestaanbaar?

  

donderdag 9 juni 2011

Oplichters


Twee zoons hebben Purperpol en ik gebaard. Nou ja, dat wil zeggen: zij baarde ze en ik stond erbij en keek ernaar. Nou ja, dat wil zeggen: eigenlijk zát ik er (tamelijk wit weggetrokken) bij en keek er het liefste niet naar, maar vooral juist wég van de plaats delict. Niet omdat ik niet van mijn vrouw hield, maar vanwege mijn haat-liefdeverhouding met bloed in het algemeen en baarmoedervocht en bijbehorende zaken (zoals daar zijn: moederkoekjes en navelstrengetjes) in het bijzonder. Ik schrijf het nu smakelijker op dan het toen was. Desondanks moeten we het daarover hier maar niet hebben.

Die twee zoons, daar gaat het nu om. Dertien en zestien zijn ze inmiddels en hele erge mannen in de dop. En datte me toffe jongens zijn dat wille me we-ee-te! Zulk volk. Geen zee te hoog of brug te ver, of hij zal door deze spierbundels worden geslecht. Althans, in theorie en vooralsnog uitsluitend mondeling, waarbij beslist niet zuinig gedaan wordt met woorden - iets wat ze natuurlijk van mijn vrouw hebben. Hoewel Elias inmiddels zijn vader in spierkracht al aardig aan het evenaren (lees: beduidend sterker) is. Maar de oplettende lezertjes zullen begrijpen dat ik dát onderwerp hier ook liever vermijd.

Waar gaat het dan wel om? Om het hilarische feit dat deze twee hele erge kerels op één punt zachte witte puntjes zijn. Zodra we dagelijks aan tafel rond de klok van zes ons vrome gebed hebben voleindigd, is daar het moment van het lichten der pannendeksels. Voorheen deden Purperpol en ik dat eigenlijk standaard, maar we vonden dat onze jongens inmiddels de leeftijd hadden bereikt om zelf ook eens wat te gaan oplichten. Al hopen we maar dat dit werkwoord louter toegepast zal worden en blijven aan het roestvrij staal uit onze keukenkastjes. Maar dat hadden we maar gehoopt. Want zover komt het niet eens. De watjes zijn te bang voor woorden, want: "die deksels zijn heet". Wat heet heet. Ze zijn vaak gloeiend. Maar het punt is dat de fabrikant van pannendeksels in deze nood heeft voorzien. Hij (want het was vast een dekselse jongen) heeft daarvoor een hengsel bedacht van een ander materiaal dan het sterk geleidende roestvrije staal. Plastic.

Daarom lichten Purperpol en ik dagelijks onze deksels op alsof oplichten ons metier is. Het helpt intussen allemaal niets. Terwijl onze vingers niet spontaan in brand vliegen, en wij niet gillend van de pijn over de vloer rollen, blijven onze eigen dekselse dwarsliggers beweren dat die deksels gewoon te heet zijn om aan te raken. De eigenwijsjes. Wij, hun ouders, zijn te goed voor deze wereld en lichten uit arrenmoede telkens zelf maar weer de deksels van de pannen. Een oplossing uit deze impasse zou kunnen worden gezocht in het gebruik van pannenlapjes, maar wij laten ons niet uit het veld slaan door ons voor het lapje te laten houden. Wij staan ons pannetje!

Maar er komt een dag (bijvoorbeeld als er iets heel ongezonds maar overheerlijks in de hete pan zit) dat wij categorisch weigeren om welke pan dan ook te lichten. En ook al hakken ze dan die deksel in de pan, het zal ons koud laten. Of heet. Want als ze dan nóg niet willen oplichten zal de vlam nog eens echt in de pan slaan. Mijn pan. Die transformeert dan ter plekke van hutspot naar hotspot!

donderdag 2 juni 2011

Persoons Gebonden Column

Een Heer van Stand moet zich natuurlijk ook niet verlagen door zijn heil te zoeken in het zwartmaken van goedbedoelende dames die het in zich denken te hebben om een goed kinderboek te schrijven. Helaas blijkt uit de harde praktijk van het (in dit geval dus een stuk minder) rijke ervaringsleven van een Heer van Stand dat deze boeken veelal kleine draakjes zijn en dan moet er wel eens een zuchtje uit. Sorry hoor, Ingrid.

En het antwoord op de vraag wat een IGB is, moet natuurlijk zijn: een Iemand Gebonden Budget. Ik geef het antwoord maar gauw, want ik begrijp dat de PGB's binnenkort zo'n beetje zullen worden afgeschaft...



Maar nu even wat anders dan ellende. Tijd voor een ouderwetse column, die de oplettende lezertjes al jaren geleden hadden kunnen lezen in het christelijkste opvoedblad van Nederland.




Open en bloot

Luuk moet een jaar of zes, zeven zijn geweest toen we als gezin een van de vele gasten waren van een christelijke zomervakantieweek. Onze benjamin had net gedoucht en stond, samen met ons, in een van de bijkeukens even te babbelen met twee jonge meiden van een jaar of twintig. Luuk was daarbij poedelnaakt maar ging zonder enige gêne met zijn blote billies op het aanrecht zitten en kletste honderduit. De twee jonge maagden lieten zich ook niet van hun stuk brengen maar vonden het zichtbaar vermakelijk dat onze Luuk zich zo blootgaf. So far, so good. Maar opeens verscheen daar zijn drie jaar oudere broer in de deuropening. Die aanschouwde het tafereel, taxeerde de precaire situatie onmiddellijk als absoluut onwenselijk en probeerde vervolgens met een omweg zijn onwetende broertje van de plaats des onheils weg te praten. “Luuk, kom je? Ik moet je nog even wat laten zien”, loog hij tactisch. Plaatsvervangende schaamte. Maar Luuks geslachtelijke bewustwording was nog ruim van vóór de zondeval. “Wat dan?,” vroeg hij onnozel. Een volgend leugentje om bestwil was snel bedacht. Zo lukte het Elias zijn broer weg te lokken om hem ongetwijfeld op staande voet uit te leggen dat hij op zijn minst zijn onderbroek moest aantrekken eer hij terug mocht keren naar het bijzijn van de leden van de andere kunne.

Het heeft nog lang geduurd voordat Luuk doorhad waar het uiteindelijk om ging. Een jaar na het voornoemde incident rende hij op paradijselijke wijze door de kleedkamer van het plaatselijke zwembad met beide handen voor zijn achterste onder de uitroep: “Jullie mogen niet naar mijn blote billen kijken, hoor.”

De voornoemde dames hebben zich trouwens nog een deuk gelachen toen ze van ons hoorden hoe Luuk uiteindelijk op het voorval had gereageerd. Desgevraagd meldde hij droogjes: “O, ze hadden maar één keer naar m’n piemeltje gekeken.”

(deze column verscheen in 2008 in Aan de Hand - http://www.aandehand.nl/ )