Weet je, dat de Vader je kent
Weet je, dat je van waarde bent
Weet je, dat je een parel bent
Een parel in Gods hand
Lang
geleden was uw Heer van Stand nog een jonge onderwijzer. Op nadrukkelijk
verzoek van een paar meisjes uit de hoogste klas begon ik in die periode na
schooltijd met redelijk succes een kinderkoor.
Ik had toen eerder een hekel aan koormuziek dan dat ik er
naar zou gaan luisteren, maar zat tien jaar eerder als braaf jochie zelf wel op
het kinderkoor van de kerk. En met plezier.
Dat schiep misschien een verplichting, maar ik twijfelde nog.
Gelukkig was in die tijd (1980) net de eerste LP van Elly & Rikkert met
kinderliedjes uitgekomen. Daarom stemde ik met het voorstel in, met de bepaling
dat ik geen 'koormuziek' ging doen, maar alleen de liedjes van Elly &
Rikkert (met gitaar!) aangevuld met de (onvolprezen) Liedjes Rond De Bijbel van
Jan Visser, die ook ruimschoots door mijn beugel konden. De meiden uit de
bovenbouw vonden het meer dan best en ook ik heb goede herinneringen aan dat
privé-kinderkoortje uit die onderwijzerstijd.
Eén van de liedjes van Elly & Rikkert die in die tijd het
licht zag, is later erg bekend geworden. Ik heb het ook veelvuldig gedraaid en
gezongen. Pas de laatste tijd begin ik mij af te vragen hoe het komt dat juist
dit liedje zo populair werd in de christelijke wereld. Ik denk dat ik het
antwoord wel weet en het is niet leuk.
Het heeft te maken met ons welbevinden. Wij mensen horen niet
graag dat we het niet goed doen. Een liedje met de titel 'Weet je, dat je een
zondaar bent' zal nooit worden geschreven laat staan een hit worden. En het is
minstens net zo waar. We horen en zingen graag over dat we geliefd zijn, bemind
worden, dat we er mogen zijn, 't liefst gewoon zoals we al zijn. Lekker
makkelijk. Dan hoef je ook niet zo veel te veranderen, en mag/moet iedereen
(ook God) je maar nemen zoals je bent. Met al je onhebbelijkheden erbij.
Maar dat is niet het evangelie.
Daarom kán het bovenstaande liedje van Elly & Rikkert ook
een halve waarheid worden. Zelfs de eerste regel al. In het evangelie staat dat
er een tijd zal komen dat de Bruidegom tegen sommige bruiloftsgasten moet
zeggen: 'Ga weg, Ik heb jullie nooit gekend.'
De enige conclusie van deze woorden van Jezus zelf moet zijn,
dat niet iedereen door de Vader wordt gekend, doodeenvoudig omdat niet iedereen
zich wil laten kennen door de Vader.
Op de paarlen poorten uit Openbaringen na staat het woord
'parel' slechts één keer in het Nieuwe Testament. En dan gaat het
niet over de mens, die zo van waarde zou zijn, maar over het evangelie.
In Mat. 13:46 wordt gerept over een man die een
uitzonderlijke parel vond en besloot om alles te verkopen en alles op die ene
parel te zetten.
Die man was niet bezig met te zingen van zijn eigen grote
waarde, maar was vol jubel over de parel die hij - buiten zichzelf om -
gevonden had. Hij gaf zijn hele fortuin, al zijn bezit, op om alles op die
parel (het Evangelie) te zetten.
In plaats van ons te wentelen in een weldadig Godsbeeld
waarin wij met name gekend en geliefd en bemind zijn (wat voor waarachtige
bruiloftsgasten overigens helemaal klopt) worden wij in het evangelie
opgeroepen om te worden als die man met die schat in de akker.
Dan worden wij mensen van Gods welbehagen
(in plaats van mensen van hun eigen welbehagen met een
god die daarvoor zorgen mag).
Kortom: ben ikzelf mijn eigen parel van grote waarde?
Of ken ik die waarde aan de geheel Andere toe?